Hillen interpreteerde mandaat F-16 verkeerd
DEN HAAG (ANP) – Nederlandse F-16’s in Afghanistan mogen bondgenoten in nood te hulp schieten. Dat was tot dusver niet altijd mogelijk, maar volgens minister Hans Hillen van Defensie lag de schuld hiervan bij hemzelf. Dat zei hij dinsdag in een overleg met de Tweede Kamer.
Hillen verklaarde een eerder debat met de Kamer over de missie in Kunduz „verkeerd te hebben geïnterpreteerd.” Volgens de christendemocratische bewindsman is dan ook geen uitbreiding van het mandaat van de missie nodig om de inzet van de F-16 te veranderen.
De zaak kwam vorige week aan het rollen toen SP-Tweede Kamerlid Harry van Bommel de kwestie te berde bracht. Hij zei dat de F-16’s bondgenoten in nood moeten helpen, ook al is de SP tegen de missie in Kunduz.
Tot nu toe mochten de Nederlandse gevechtsvliegtuigen alleen te hulp schieten als ze toch al in de lucht waren en er een noodoproep van bondgenoten kwam. Apart opstijgen om hulp te bieden in een noodsituatie was verboden. Van Bommel noemde dat onaanvaardbaar.
De F-16’s zijn in Mazar-e-Sharif gestationeerd als onderdeel van de politietrainingsmissie in Kunduz. Ze worden onder meer ingezet voor het opsporen van bermbommen.
In het debat haalde de oppositie hard uit naar het zogeheten agentvolgsysteem. Politieagenten die in Kunduz door Nederlanders getraind zijn, mogen niet aan offensieve militaire acties deelnemen. Dat was een voorwaarde van GroenLinks om in te stemmen met de missie. Het agentvolgsysteem is een controlemiddel om te zien dat agenten zich ook aan deze voorwaarde houden. Maar volgens onder meer de PvdA en SP is het onbetrouwbaar. Het zou niet veel meer inhouden dan een belletje plegen met de politiecommandant.
Maar minister Hillen stelde dat er meer controlemogelijkheden zijn. Als er gelogen wordt (door agenten) komt dat uit, zei hij. „We weten behoorlijk goed wat er gebeurt”, voegde hij eraan toe. Hij beloofde in vervolgrapportages over de missie extra aandacht te zullen geven aan het agentvolgsysteem.