Gooi losse treinkaartjes niet weg
Wie voor zijn werk gebruikmaakt van het openbaar vervoer, heeft in principe recht op de reisaftrek. De aftrekpost is gelimiteerd tot maximaal 2036 euro.
Wie minder dan 10 kilometer naar zijn werk reist, heeft geen recht op de reisaftrek. Vanaf 10 kilometer enkele reisafstand geldt een aftrekpost van 436 euro, vanaf 15 kilometer 582 euro, vanaf 20 kilometer 974 euro en dit bedrag loopt op tot 2036 euro bij een afstand van meer dan 80 kilometer. Als de werknemer echter drie dagen of minder naar dezelfde werkplek reist, wordt de aftrekpost verminderd: bij drie dagen wordt de reisaftrek gesteld op 75 procent van de genoemde bedragen, bij twee op 50 procent en bij één op 25 procent. Er geldt een uitzondering –bij drie dagen of minder reizen– indien de reisafstand meer dan 90 kilometer is: dan bedraagt de reisaftrek 0,23 cent per kilometer van die reisafstand, vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, met een maximum van 2036 euro.
De reisafstand is de afstand tussen de woning en de werkplek, gemeten langs de meest gebruikelijke weg. De werkplek is, indien er meerdere werkplekken per dag zijn, de meest bereisde plaats van werkzaamheden. Als er in een week meerdere plaatsen van werkzaamheden zijn, dan gelden nog afzonderlijke regels.
Werknemers moeten er wel goed op letten dat ze een aantal zaken goed bewaren als ze reisaftrek willen claimen. Ze moeten een openbaarvervoerverklaring opvragen bij de openbaarvervoeronderneming. Deze zal, afhankelijk van de gekozen kaartsoort, niet altijd verstrekt kunnen worden. In dat geval volstaat een reisverklaring met plaatsbewijzen. Op die reisverklaring moeten de naam en het adres van de werkgever staan vermeld, de naam en het adres van de werknemer en een verkla- ring van de werkgever over het aantal dagen per week dat met het openbaar vervoer naar de werkplek wordt ge- reisd. Verder moet een werkne- mer die de reisaftrek claimt, op verzoek de inspecteur de reisverklaring alsmede de plaatsbewijzen doen toekomen.
Over dat laatste ging de volgende zaak die onlangs voorkwam bij het gerechtshof in Den Bosch. Het betrof een werknemer die dagelijks heen en weer reisde tussen zijn woning en zijn werkplek. Hij reisde met de trein en kocht daarvoor losse kaartjes. Hij wilde in zijn aangifte inkomstenbelasting de reisaftrek claimen en regelde daarom bij zijn werkgever een reisverklaring. Toen hij die binnenkreeg, gooide hij al kaartjes weg. Hij bracht in zijn aangifte inkomstenbelasting 2007 een reisaftrek van circa 1500 euro op zijn inkomen in mindering.
De inspecteur kreeg de aangifte onder ogen en vroeg de reisverklaring en de plaatsbewijzen op. De werknemer moest hem de plaatsbewijzen schuldig blijven. Wel kon hij nog bankafschriften verstrekken, waarop pinbetalingen aan NS zijn vermeld. Maar dat vond de inspecteur niet genoeg. Volgens de regelgeving moest de werknemer immers plaatsbewijzen kunnen verstrekken. Daarom schrapte de inspecteur de aftrekpost.
De werknemer was het er niet mee eens en stapte naar de rechter. Deze gaf hem ongelijk en hij ging in hoger beroep bij het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. De raadsheren van het gerechtshof overwogen dat het amendement-Bos destijds heeft bewerkstelligd dat ook een reisverklaring mogelijk is, omdat een openbaarvervoerverklaring niet altijd tot de mogelijkheden behoort. Dan moeten echter wel de plaatsbewijzen worden verstrekt. De werknemer kon die niet verstrekken en op grond van eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad moest daarom de conclusie worden getrokken dat de reisaftrek dan niet kan worden geclaimd. Dat er wel bewijzen van pinbetalingen waren, deed niet af aan deze conclusie.
De werknemer kreeg dus ongelijk. Hij had de plaatsbewijzen eenvoudigweg moeten behouden. Het is dus van groot belang voor werknemers om losse plaatsbewijzen altijd te bewaren. Want wie die weggooit, verliest zijn recht op de reisaftrek. En dat kan fiscaal flink nadelig zijn.
De auteur is werkzaam bij HVK Belastingadvies BV.