Eeuw oud echtpaar deelt 75 jaar lief en leed
Elf jaar waren ze toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ze waren 12,5 jaar getrouwd toen de Tweede Wereldoorlog nog geen jaar woedde. Hun zilveren huwelijksjubileum vierden ze enkele maanden na de watersnoodramp van 1953.
Herre Boskma en Klaaske Boskma-Postma vieren vandaag dat ze al 75 jaar lief en leed delen. Beiden werden ze dit jaar 100; Herre op 20 januari, zijn vrouw Klaaske op 10 april. „Het is een genadegunst”, zegt de bruidegom. „Je hebt het niet zelf in de hand.” Hij voert steeds het woord. Het lukt zijn vrouw niet meer zo goed veel herinneringen op te halen.
Helemaal uniek is een zogeheten radium bruiloft niet, maar wel zeldzaam. Uit gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat vorig jaar slechts drie echtparen hun 75-jarige bruiloft vierden. De jaren daarvoor waren het er hooguit vijf. Meer dan tachtig echtparen herdachten vorig jaar hun zeventigjarige huwelijksjubileum (platina) en 26.106 getrouwde stellen vierden hun gouden bruiloft (vijftig jaar).
De jongste zoon van het echtpaar uit het Groningse Tolbert, Jurjen (66), helpt zijn vader tijdens het gesprek regelmatig. Niet omdat Boskma zich iets niet meer herinnert, want met het geheugen van de 100-jarige is weinig mis. Hij is echter erg hardhorend, evenals zijn vrouw.
Ook het gezichtsvermogen van de bruidegom gaat snel achteruit. Het behoort tot de weinige kwalen die de echtelieden hebben. „Eén keer per maand komt de dokter langs voor controle. Maar tot nu toe gaat het met de gezondheid prima.”
Het echtpaar woont sinds enkele jaren in de zelfstandige woonvorm Tolberterheem in het Groningse dorpje. Jurjen en zijn vrouw, die vlakbij wonen, komen drie tot vier keer per dag bij hun ouders om hen te helpen. „Onze schoondochter lijkt wel een eigen dochter, zo goed zorgt ze voor ons”, zegt Boskma. Ook de andere zoon komt vaak langs. Hij brengt dan een in grote letters geschreven weerbericht, dat zijn vader gretig leest.
De omstandigheden waaronder de twee in 1903 werden geboren waren niet rooskleurig. Klaaskes vader was zelfstandig timmerman en aannemer. Nu, honderd jaar later, is het een goed lopend familiebedrijf.
Ook bij de in Rinsumageest geboren Herre was het thuis geen vetpot. Zijn vader was boer. Toch mocht hij van zijn ouders na de lagere school gaan studeren. „Het was niet zo dat het geld naar beneden kwam als je aan een boom schudde, maar ze hebben er gelukkig geen stukje brood minder om hoeven eten.”
Herre wilde onderwijzer worden. Dat vak bleef hij tot na zijn pensionering uitoefenen. Tweeëntwintig jaar lang was hij schoolhoofd in het Groningse Thesinge. „Daarna zijn we als oude Friezen teruggegaan naar it heitelán. Dat betekent: het vaderland.” Hij schrijft ondertussen zelf duidelijk leesbaar het woord heitelán op, om te zorgen dat het goed wordt gespeld.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat de bruidegom in het verzet. Hij bracht onder andere pamfletten rond bij goede vaderlanders.
Tijdens de oorlog beleefde Herre een van de dieptepunten in zijn leven: de scheuring in de Gereformeerde Kerken. „Ik was in die tijd scriba in Uithuizermeeden. Het hoofd van de school waaraan ik lesgaf werd bij de scheuring scriba van de vrijgemaakte kerk. Het was een ontzettend moeilijke tijd.”
Behalve scriba was de Boskma jarenlang ouderling en deed hij evangelisatiewerk onder dijkwerkers uit het westen van het land. Ook politiek was hij actief. Tot twee keer toe was hij voorzitter van een plaatselijke afdeling van de Anti-Revolutionaire Partij.
Ook zijn vrouw zette zich in voor het maatschappelijk leven. Voor haar trouwen bespeelde ze het kerkorgel in haar geboorteplaats Hantum. Later hielp ze vaak oude mensen en grote gezinnen. Bovendien bezocht ze de vrouwenvereniging en de zangvereniging. Klaaske heeft nog één broer, de laatste naast henzelf uit de ouderlijke gezinnen die nog in leven is.
De eerste ontmoeting met Herre weet Klaaske zich nog wel te herinneren. „Dat was op de boot naar Ameland.” „Het moet in augustus 1925 zijn geweest”, vult haar man aan. „Ze was de zus van een meisje dat net als ik op de kweekschool had gezeten. Op die manier kwamen we met elkaar in contact.” Drie jaar later was het huwelijk een feit. Ze kregen twee zoons, tien kleinkinderen en negen achterkleinkinderen.
Terugkijkend op de eeuw achter hen citeert de bruidegom Jakob toen deze met Farao sprak. „Ik moet er nog vaak aan denken. Jakob zei: De dagen der jaren mijner vreemdelingschappen zijn 130 jaren. Weinig en kwaad zijn de dagen der jaren mijns levens geweest. Hij was toen al 130 en hij zou 147 jaar worden. Ja, zó oud ben ik niet.”