In memoriam: Christien de Priester (1930-2012)
MIDDELBURG – De donderdag in Middelburg overleden Christien de Priester-de Visser raakte met haar eenvoudige, onopgesmukte gedichten bij velen een snaar. Haar gedichten ademden van a tot z het Woord.
Christien de Visser werd van jongs af aan omringd door gedichten. In 1930 geboren in een eenvoudig arbeidersgezin op ’t Zand bij Middelburg, groeide ze op met het werk van Da Costa en Ledeboer. Toen ze tien jaar was, las ze uitgaven als het ”Bundeltjen uitgekipte geestelyke gezangen”, een verzameling liederen van onder anderen Witsius, Tuinman en Koelman dat op gezelschappen buitengewoon geliefd was.
Haar eerste eigen gedicht was een antwoord aan haar predikant ds. W. de Wit, die in 1947 intrede deed in de gereformeerde gemeente in Middelburg(-Centrum). De 17-jarige Christien schreef het nadat de predikant in zijn nieuwjaarspreek gewaagde van de band die hij met zijn catechisanten had, onder wie Christien.
Vele gedichten zouden volgen. Meer dan tien bundeltjes met verzameld werk zagen in de loop der jaren het licht.
De laatste jaren viel het haar steeds zwaarder haar gedachten te ordenen. Van dichten kwam het niet meer. In een Middelburgs zorgcentrum bracht ze de laatste tijd van haar leven door.
Haar gedichten treffen velen door hun eenvoud. Er zit geen diepere laag achter de woorden, er is geen sprake van een vernuftige opbouw. Vaak schildert de dichteres in de eerste coupletten van een gedicht de toestand van de mens, waarna steevast een roep tot God volgt.
Dat leidde tot een zekere voorspelbaarheid die recensenten haar regelmatig aanwreven. Maar haar doelgroep –eenvoudige christenen– nam er allerminst aanstoot aan, zo blijkt uit de herdrukken die haar dichtbundeltjes beleefden en uit het grote aantal gedichten dat nog altijd wordt opgenomen in kerkelijke periodieken.
Christien de Priester wist wat haar werk níét was. „Ik heb geen literair onderwijs gehad. Meisjes uit arbeidersgezinnen gingen niet studeren. Maar mijn gedichten zijn wel toegankelijk”, zei ze eerder in deze krant.
Ze wist ook prima hoe ze haar gedichten het best kon typeren: als „meditaties op rijm.” Tijdens een gesprek in haar appartement in Middelburg toonde ze zich ooit oprecht verbaasd over de vraag waarom al haar gedichten een geestelijke strekking hebben. „Waarover moet je anders dichten?” was haar wedervraag. Haar bedoeling was niet origineel zijn, maar een Bijbelse boodschap doorgeven.
Daarin slaagde ze. „We weten het”, dichtte ze in haar tiende bundel ”Nog is het tijd”, „Het Woord des Heeren/ zal nimmer ledig wederkeren./ ’t Zal voor ons allen, groot of klein,/ tot oordeel of tot voordeel zijn.”
Christien de Priester is de dichteres van bundels waarin ze zichzelf wegcijfert, om zo veel mogelijk plaats te maken voor een Woord waarvan ze zelf had ervaren dat het nog veel krachtiger is dan haar gedichten.
Lees ook:
“Afhankelijk voor iedere meditatie op rijm” – Interview met Christien de Priester, Reformatorisch Dagblad 27 november 2002.