CHE debatteert over verhouding christen tot cultuur
EDE – Hoezo schermen sommigen graag met de opvatting dat de Nederlandse cultuur joods-christelijk is? Tijdens een debat op de Christelijke Hogeschool Ede werden vrijdag heel wat kanttekeningen bij die opvatting geplaatst.
Het kwam voormalig PvdA-minister Vogelaar op felle kritiek te staan toen ze in 2007 een lans brak voor de islam. Ze vond dat de islamitische cultuur zich zo diep in de Nederlandse samenleving nestelt dat op den duur gesproken kan worden van „een joods-christelijk-islamitische traditie” in Nederland. VVD, PVV, ChristenUnie en SGP vielen over de minister heen.
Vrijdag uitte de joodse rabbijn Jochanan Boosman zich op soortgelijke wijze. Tijdens een debat op de Christelijke Hogeschool Ede over de joods-christelijke cultuur van Nederland zei hij dat „de traditie van nieuwe medelanders ongetwijfeld deel zal gaan uitmaken van de Nederlandse cultuur. Het is onmogelijk om mensen te willen laten integreren, maar je af te sluiten voor hun waarden.”
De rabbijn kreeg weinig tegengas. Het meest principieel reageerde dr. Bernhard Reitsma, lector aan de CHE, op Boosman. Volgens hem is de belangrijkste vraag niet of islamitische tradities deel gaan uitmaken van de Nederlandse cultuur, maar of een cultuur als zodanig wel geclaimd kan worden door een godsdienst, met name door het christendom.
Hij maakte dat concreet met een verwijzing naar Paulus, die juist alle nadruk legt op het feit dat Christus gekomen is in een donkere wereld om daar nieuw leven te brengen. „Het kruis van Christus stelt onze cultuur in alle aspecten onder kritiek; het kruis ligt niet in het verlengde van de cultuur. Ten diepste is het Evangelie een jas die ons niet past”, aldus dr. Reitsma.
Volgens hem is het een illusie om te denken dat een joods-christelijke cultuur volmaakt en zonder scheuren zou zijn. Een cultuur met die naam hoeft helemaal niet zo christelijk te zijn, stelt hij. „Volgelingen van Jezus Christus zouden zich niet meer thuis hoeven voelen in de Nederlandse cultuur dan in de cultuur van bijvoorbeeld Egypte.”
Een derde spreker vrijdag tijdens het debat was PvdA-Kamerlid Timmermans. Hij kon het minst van allen uit de voeten met de term joods-christelijk. „Ineens praten we daarover”, constateerde hij. Volgens hem is de term populair geworden na de aanslagen van 11 september 2001. „We begonnen ons pas in religieuze termen te definiëren nadat we ons bedreigd voelden door de islam. En dat de joods-christelijke cultuur mede joods heet, heeft verder te maken met een schuldgevoel over de Holocaust én met het idee dat het jodendom het eerste slachtoffer is in de frontlinie van de islam.”
Volgens de PvdA’er, zelf van rooms-katholieken huize, wordt het begrip joods-christelijk geregeld gebruikt om een ander de zwartepiet toe te kunnen schuiven. „Men gebruikt het als een mantel om zich in te hullen. Iedereen die niet joods-christelijk is, kan zo dingen verweten worden die verkeerd gaan. Maar daarmee is de term in essentie onchristelijk.”
Een belangrijk deel van het debat werd beheerst door een onderscheid dat de Utrechtse islamoloog Welmoet Boender maakte. Ze vroeg zich af vanuit welke gedachte iemand zich op de joods-christelijke cultuur wil beroepen.
Volgens haar kan dat gebeuren vanuit een exclusivistische visie (waarbij alleen de eigen waarheid telt), vanuit een inclusivistische visie (waarbij er ook respect is voor de waarheid van de ander) of vanuit een pluralistische visie (waarbij verschillende opvattingen geheel gelijkwaardig zijn).
Een student in het publiek voelde zich bij dat onderscheid in het verdachtenbankje geplaatst. „Ik ben christen. Heel zwart-wit kan ik zeggen: Er is een hemel en een hel. Ik gun iedereen Jezus, de hemel. Mag ik dat dan niet meer zeggen? Ben ik dan te exclusivistisch?”
Volgens alle sprekers mag de student dat gewoon blijven zeggen, zolang hij een ander niet dwingt daarin mee te gaan. Dr. Reitsma onderbouwde dat theologisch: „Vanuit de schepping heeft God een verantwoordelijkheid in de mens gelegd voor zijn eigen keuzes. Daarom kan ik een keuze van een ander nooit afdwingen. Die grens moeten we respecteren.”