Lokaalhout houdt hout in Nederland
NAARDEN – In een tuin, ergens in Nederland, groeit een boom. De boom wordt gekapt, het hout versnipperd. Op de plek van de boom komt een schutting van de Gamma. Teije de Jong van Lokaalhout vindt dat geen goed idee.
Nederlands hout verdient beter dan te eindigen als zaagsel, meent De Jong. En waarom zou het geëxporteerd moeten worden? Het hoort een tafel, kast of schutting te worden in de buurt van de plek waar de boom is gegroeid. Dat is de visie van Lokaalhout in een notendop.
Lokaalhout is een houtbedrijf in Naarden, met drie eigenaren, drie fulltimewerknemers en een stuk of tien freelancers die bijspringen als het nodig is. Teije de Jong is een van de drie eigenaren.
Hij drinkt thee met suiker in een verwarmde bouwkeet bij de opslagschuur in Naarden. De ploeg van de mobiele zaag is vorige week gestopt met zagen: het werd te koud. De collega’s waren bezig in Empe, bij Zutphen, vertelt De Jong. Daar zit een uitgiftepunt van Lokaalhout, een zaak met een houthandel, zagerij, timmerfabriek en bouwbedrijf. Een partner, noemt De Jong zo’n bedrijf. Sinds drie maanden zoekt hij zulke partners: afnemers die achter de missie van Lokaalhout staan en inheems hout willen verkopen en/of bewerken. „Dat kan een meubelmaker in Rotterdam zijn die een tafel maakt van ons hout, of een aannemer, of een houthandelaar.”
Tot nu heeft Lokaalhout tien partners in Nederland. „Over een halfjaar moeten het er vijftig zijn.” Dat lukt, zegt De Jong stellig. „De toestroom van hout hebben we onder de knie; nu moeten we werken aan de uitstroom.” Een netwerk aan boseigenaren voorziet Lokaalhout van hout.
De Jong begon drie jaar geleden met Lokaalhout. Voor die tijd was hij hovenier, bouwkundige en werkte hij bij een aannemer. „Ik heb altijd affiniteit gehad met de houtbouw”, zegt hij. „Hout is een oneindige grondstof die mij nooit verveelt. Een tafel die je na twee maanden terugziet, is veranderd. Hij heeft een scheur, of is veel glanzender en mooier dan je dacht. Hout doet zo veel uit zichzelf waar je geen vat op hebt.”
De 1 miljoen kubieke meter hout die jaarlijks wordt geoogst in Nederland wordt niet optimaal gebruikt, stelt De Jong. „In dit land mag je heel dikke populieren in de versnipperaar stoppen voor pulp en biomassa – maar zo ga je voorbij aan het feit dat er prachtig timmerhout in zat.” Niet alleen moet Nederlands hout in de buurt een herbestemming krijgen, dit moet ook op een zo hoog mogelijk niveau, vindt hij. „In een boom zitten allerlei kwaliteiten hout – van de soort die geschikt is voor houtpulp tot hout waar pianotoetsen van kunnen worden gemaakt. Het zagen van een boom is als het slachten van een koe. Bij een koe heb je vlees voor biefstuk, gehakt en riblapjes. In elke boom zit biomassa, maar ook een meubelstukje.”
Als het aan De Jong ligt, wordt Lokaalhout hét merk voor Nederlands hout. „Dat bestaat nog niet. Er zijn wel keurmerken, zoals het FSC-keurmerk dat iets zegt over duurzaamheid, maar er is nog geen verzamelmerk voor hout uit Nederland.” Elke boom die hier groeit mag meedoen. In de schuur liggen planken van ceders, eiken, dennen, esdoorns, platanen, beuken, populieren.
In Leersum organiseerde De Jong, samen met Staatsbosbeheer, vorig jaar twee Lokaalhoutdagen, waar mensen allerlei informatie kregen over hout. „Op de tweede dag waren er duizend mensen. Duizend. Dat is voor ons een bevestiging dat consumenten interesse hebben.”
Voor de complete houtvraag in Nederland is het aanbod lokaal hout overigens te klein, weet De Jong. „Zo’n 80 tot 90 procent moet uit het buitenland komen. Ons gaat het om de 10 tot 20 procent Nederlands hout die anders besteed kan worden. Karrenvrachten douglasbomen gaan naar Duitsland; intussen komen er scheepsladingen balken, paaltjes en planken binnen vanuit Scandinavië. Dat kan anders. Van douglashout kunnen vloeren worden gemaakt.”
Terwijl De Jong tuincentra, timmerfabrieken en meubelmakers zoekt die mee gaan helpen zijn merk te verspreiden door het land weet hij zeker dat hij zelf wil blijven zagen en geen manager op afstand wordt. „We blijven onderdeel van de keten”, verzekert hij, bezwerend bijna. Het pad naar de opslagschuur onderstreept wat hij bedoelt. Hier liggen stapels hout, daar staat een bak met balkjes, ginds een plank in de vorm van een beest. In een boom hangt opeens een boomhut. Nonchalant, maar geordend, haast kunst. „Hout is zo’n subjectief product, met mitsen en maren. Voor mij kan het werk geen in dozen schuivende productie worden.”