„Kinderbeschermer moet prudent zijn”
UTRECHT – Kinderbeschermers moeten terughoudend omgaan met ouder-kindrelaties, ook als de opvoeding niet helemaal naar hun smaak is en ook als die in hun ogen duidelijke tekortkomingen vertoont.
Dat heeft prof. dr. Ido Weijers vrijdag gezegd tijdens zijn oratie aan de Universiteit Utrecht.
Weijers bezet voor vijf jaar de bijzondere leerstoel jeugdbescherming. Op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onderzoekt Weijers in die periode de taken en verantwoordelijkheid van de raad bij het ingrijpen in gezinssituaties.
In een toelichting op het instellen van de bijzondere leerstoel zei algemeen directeur Marie-Louise van Kleef van de Raad voor de Kinderbescherming dat er steeds vaker discussie is over de vraag wanneer kinderbeschermers nu wel en wanneer ze niet moeten ingrijpen.
Een prudente aanpak door kinderbeschermers is geraden, aldus Weijers, omdat onderzoek steeds opnieuw laat zien dat het met de jeugd en met de opvoeding in ons land „uitstekend” is gesteld. „Laat kinderbeschermers, net als artsen, vooral een afwachtend beleid voeren. En laten we al onze energie en middelen richten op de ernstige gevallen.”
De overheid heeft van oudsher gekozen voor een terughoudende aanpak, schetste Weijers in zijn oratie. De ontzuiling en de algehele individualisering in de afgelopen halve eeuw, die gepaard is gegaan met een toenemende maatschappelijke waardering voor persoonlijke keuzevrijheid, laten de staat volgens hem „zeker geen ruimte” om dichter op ouders te gaan zitten.