Ook positief nieuws over christenen Midden-Oosten
De exodus van christenen uit het Midden-Oosten lijkt dramatisch. Maar er is ook een keerzijde. Steeds meer moslims bekeren zich tot het christendom en vanuit het buitenland vestigen zich christenen in de regio.
Een oud christelijk adagium stelt dat het bloed der martelaren het zaad is waaruit de kerk ontspruit. Het is een wijsheid die een reflectie vormt op het uiterst bescheiden begin van het christendom. Drie eeuwen lang moesten zij die de Naam van Christus beleden, hun geloof in het geheim en vaak letterlijk ondergronds belijden uit vrees voor de golven van christenvervolging in het Romeinse Rijk.
Het was een kerk van catacomben maar vooral ook een schare van martelaren, van wie slechts enkelen de kerkelijke kalender hebben gehaald. In de belevingswereld van het Europese christendom worden martelaren en martelaarschap echter vooral geassocieerd met een ver verleden.
Deze situatie staat in schril contrast met de geloofsbeleving van de Koptische Kerk in Egypte, waar het bloed van de christelijke martelaren nooit opdroogde en waar het martelaarschap wordt begrepen en beleden als de uiterste consequentie van het christelijk geloof die eerder tot de dagelijkse realiteit behoort dan dat zij een reliek vormt uit lang vervlogen tijden.
Deze actualiteit van het martelaarschap wordt op bijna huiveringwekkende wijze zichtbaar en tastbaar door een groot kruis dat zich bevindt in de kerk van de Twee Heiligen in Alexandrië. Een groot wit laken, besmeurd met bloed, is over dit kruis gedrapeerd. Het is het bloed van de tientallen slachtoffers die op nieuwjaarsdag 2011 vielen toen deze kerk werd getroffen door een zware terroristische aanslag. Een stroom van pelgrims ontsteekt dagelijks een zee van kaarsjes in de directe nabijheid van dit kruis en in een grote doos worden evenzoveel briefjes achtergelaten, waarin vaak stamelend en in moeizaam handschrift geschreven de voorspraak van deze nieuwe martelaren van de Koptische Kerk wordt afgesmeekt.
Topje van de ijsberg
De aanslag op nieuwjaarsdag 2011 op deze kerk was zo spectaculair dat hij wereldwijd de media haalde. Daarbij werd vaak weinig aandacht geschonken aan het feit dat deze bloedige daad van christenhaat in Egypte eerder het topje van een ijsberg vormde dan een totaal op zichzelf staande en onbegrijpelijke gebeurtenis.
Zo werd een jaar eerder tijdens het koptische kerstfeest in de provincie Qena in het plaatsje Naj Hamadi het vuur geopend op kerkgangers die de kerstdienst verlieten, waarbij zes koptische christenen het leven lieten.
Het is in dit verband belangrijk te onderstrepen dat al dit dodelijke geweld tegen de Koptische Kerk plaatshad in de periode van de Egyptische president Hosni Mubarak en dus vóór het uitbreken van de Arabische revolutie in 2011, die zou leiden tot het aftreden van president Mubarak.
Sindsdien heeft zich in Egypte inderdaad een aantal verontrustende ontwikkelingen voorgedaan, die volgens sommigen weinig goeds voorspellen voor de kopten. Het geweld tegen de Koptische Kerk ten tijde van president Mubarak illustreert echter dat het tegen de achtergrond van de huidige situatie volstrekt onjuist zou zijn om de periode van vóór de zogenaamde Arabische revolutie opeens te gaan idealiseren. Vooral niet in het licht van de zich opstapelende bewijzen dat niet al-Qaida of radicale salafisten, maar Habib al-Adli, die minister van Binnenlandse Zaken was onder Mubarak, verantwoordelijk was voor de aanslag op de kerk van de Twee Heiligen in Alexandrië op nieuwjaarsdag 2011. Wat de vraag rechtvaardigt naar de achterliggende motivatie hiervoor.
Officiële politiek
De positie van christenen in de Arabische wereld verschilt van land tot land. De oorzaken hiervoor kunnen worden teruggetraceerd tot de val van het Ottomaanse kalifaat in 1924. In de Ottomaanse periode was de situatie van christenen binnen dit Ottomaanse Rijk bepaald niet altijd rooskleurig, maar er was wel sprake van één officiële politiek jegens de christelijke onderdanen van de sultan die in elk geval wisten waar ze aan toe waren.
Na de ineenstorting van dit Ottomaanse Rijk begonnen de Britten en de Fransen een nieuwe kaart van het Midden-Oosten te tekenen, waarbij ze vooral hun eigen belangen vooropstelden. Daarmee werd de kiem gelegd voor een aantal conflicten dat de Arabische wereld tot op de dag van vandaag teistert.
Zo zetten de Britten in het overwegend sjiitische Irak een soennitische vorst op de troon, terwijl de Fransen in Syrië de alevitische minderheid begonnen te bevoordelen.
De Amerikaanse president Wilson had in 1918 het zelfbeschikkingsrecht der volkeren afgekondigd als leidend principe voor een nieuwe wereldorde. Op basis van dit principe vroegen Assyrische christenen in Irak en de maronieten in Libanon de Europese koloniale machten om een eigen staat of autonome provincie. Dat werd hun echter geweigerd. Het Britse beleid rond 1920 in Irak bleek dus even desastreus voor de Assyrische christenen te zijn als de Amerikaanse politiek na 2003.
Het waren de nieuwe onafhankelijke Arabische staten die na de Tweede Wereldoorlog deze uiterst complexe situatie erfden. De hoop op een betere toekomst, die na de onafhankelijkheid leefde onder Arabische volkeren, verdampte echter al snel en er volgden decennia van stagnatie en een benauwende status-quo. De hoop en het optimisme van deze prille beginjaren contrasteren sterk met de opstanden van de Arabische straat anno 2011, die eerder leken te worden veroorzaakt door diepe gevoelens van wanhoop en frustratie.
Individu
De Arabische wereld slaagde er de afgelopen zestig jaar niet in om werkelijke rechtsstaten op te bouwen die de grondwettelijke gelijkheid van iedere burger voor de wet onvoorwaardelijk erkennen. Dit laatste is het richtinggevende principe dat de hoeksteen werd bij de opbouw van onze Europese rechtsstaten, waarbij de burger of het individu met zijn onvervreemdbare rechten centraal staat.
In de Arabische context zou dit het nijpende probleem van minderheden hebben opgelost. In de Arabische wereld streden echter de ideologieën van Arabisch nationalisme en islamisme om voorrang, die beide de burger voorzagen van een bijvoeglijk naamwoord. Het Arabisch nationalisme stelde de Arabische burger centraal, wat onverbiddelijk leidde tot de juridische en politieke achterstelling van alle niet-Arabische minderheden.
Het islamisme concentreert zich op zijn beurt op de islamitische burger, met alle nadelige gevolgen voor niet-islamitische burgers. In dit spanningsveld leven en overleven de christenen in het Midden-Oosten.
In de hoogtijdagen van het Arabische nationalisme werden allerlei christelijke minderheden, zoals de Assyriërs in Irak en de kopten in Egypte, gedwongen zich te identificeren met een Arabische identiteit die niet de hunne was.
Bij het ontbreken van authentieke rechtsstaten werd de positie van christenen vooral bepaald door de visie die regimes en presidenten er in de diverse staten op nahielden. Dat verklaart waarom de val van een president of regime dramatische gevolgen kan hebben voor de christelijke gemeenschappen. In een dergelijk systeem worden bovendien kwesties zoals het bouwen van kerken niet beschouwd als rechten maar eerder als gunsten, die welwillend worden verleend en waar de christenen dus dankbaar voor moeten zijn. Het werkt een situatie in de hand waarin de christenen kunnen verworden tot een speelbal in het politieke krachtenspel.
Woede
Enige tijd geleden publiceerde de Libanese krant al-Diyyar een interview met het kerkelijk hoofd van de koptische gemeenschap in Libanon. Gevraagd naar de oorzaken en het begin van het geweld tegen de kopten in Egypte verwees deze bisschop naar de Egyptische president Anwar Sadat, die, zoals bekend, een vredesverdrag sloot met Israël. President Sadat, aldus de bisschop, realiseerde zich indertijd dat hij dit vredesverdrag nooit kon verkopen aan de Arabische wereld en daarom ontbood hij de koptische paus Shenuda III. Sadat eiste van paus Shenuda dat deze publiekelijk zou verklaren dat de Koptische Kerk voorstander was van normalisering van de betrekkingen met Israël.
Paus Shenuda echter, die heel goed begreep dat president Sadat op deze manier probeerde de Koptische Kerk verantwoordelijk te stellen voor het vredesverdrag, weigerde resoluut, wat hem de woede van president Sadat opleverde. Paus Shenuda werd maandenlang verbannen naar een klooster en bovendien liet Sadat duizenden gevangen islamisten vrij, wat een periode inluidde van groot geweld tegen de kopten.
De Arabische revolutie van 2011 gaf de genadeslag aan dit Arabisch nationalisme, en het roer lijkt thans te worden overgenomen door islamitische partijen die rechten en grondrechten vooral zien in het licht van de islamitische sharia, die rechtsgelijkheid van moslims en niet-moslims afwijst.
Breder perspectief
Het lijkt het sluitstuk te worden van het vaak treurige relaas van de geleidelijke neergang van het christendom in het Midden-Oosten. Hierbij worden echter twee componenten buiten beschouwing gelaten die de christelijke presentie in een breder perspectief plaatsen en waarvan vooral de tweede component veel emoties oproept.
Er zijn vele artikelen gewijd aan de gestage exodus van christenen uit het Midden-Oosten. Een exodus die soms sluipend was, maar in het geval van Irak dramatisch. Veel minder belicht is echter het feit dat er de afgelopen decennia ook een tegengestelde beweging plaatshad. Ongeveer 1400 jaar nadat het christendom van het Arabisch schiereiland verdween, hebben miljoenen christelijke werkmigranten zich hier opnieuw gevestigd. Kerkelijke bronnen schatten hun aantallen voor de hele golfregio tussen de 5 en 6 miljoen.
In het kleine Koeweit zijn de afgelopen decennia al vijf kerken gebouwd, terwijl in het streng wahabitische Qatar enkele jaren geleden de grootste kerk van het Midden-Oosten werd geopend. Deze positieve ontwikkeling blijkt zich echter veelal te onttrekken aan de kerkelijke radar. Net zoals de komst van honderdduizenden nieuwe christenen, afkomstig uit vrijwel alle landen, naar Israël, waar ze een belangrijke impuls geven aan de revitalisering van het christendom. Wat de angst dat in de nabije toekomst het Heilige Land ontdaan zal zijn van een christelijke presentie bepaald ongegrond lijkt te maken. Er is in het Midden-Oosten dus sprake van zowel een christelijke emigratie als immigratie, waarbij de samenstelling van het christendom lijkt te veranderen.
De tweede emotioneel geladen component betreft het vrijwel onbespreekbare proces van bekeringen tot het christendom. In de Arabische wereld is dit zelfs in seculiere staten bij wet verboden, wat verklaart waarom het aantal bekeerlingen in kerkelijke registers altijd standaard nul is. Maar er zijn aanwijzingen dat de realiteit wel eens anders zou kunnen zijn.
Enkele jaren geleden verscheen de Libische sjeik Ahmad Katani op de tv-zender Al-Jazeera en verklaarde „dat er zich een ramp voltrekt binnen de islam. Iedere dag bekeren zich 16.000 moslims tot het christendom. Dit zijn 6 miljoen bekeringen per jaar.”
Wellicht waren deze dramatische woorden van sjeik Katani overdreven, maar bekend is dat in een land als Algerije een nieuwe, veelal jonge kerk is ontstaan terwijl in bijvoorbeeld Iran het aantal heimelijke bekeringen tot het christendom op 250.000 wordt geschat. Wat het aantal bekeringen in Iran tot het christendom groter maakt dan het totale aantal bekeringen tot de islam in heel Europa.
Bovenstaande cijfers maken duidelijk dat het in kaart brengen van het christendom in het Midden-Oosten meer is dan slechts het publiceren van de emigratiecijfers van Arabische christenen. Het rechtvaardigt de conclusie dat gevoelens van defaitisme waarschijnlijk de belangrijkste vijand zijn die bestreden dient te worden.