Frank Buunk verhandelde zo’n 18.000 schilderijen
Frank Buunk (55) combineert het pak van de zakenman met de losse boord van de flamboyant en de felrode lakschoenen van de kunstenaar. Maar voor de foto wordt snel een zwart schaap voorgestrikt. Feiten worden door Buunk vooral onderbouwd met verhalen. Maar ze mogen niet allemaal in de krant. Want klanten van de Edese kunsthandelaar moeten zich veilig weten.
Eigenlijk moesten we zijn vrouw Mariëtte interviewen, vindt Buunk. Met zichtbaar ontzag spreekt hij over haar. Hoe ze als mededirecteur de zaak drijft, hoe ze het gezin bestiert, daarbij haar studie bedrijfskunde afrondt met de mastertitel en een ontwikkeling doormaakt „als een komeet.” Of met zijn schoonmoeder, die op 75-jarige leeftijd nog steeds actief is in kunsthandel Simonis & Buunk. Wat heeft hij dan nog te zeggen?
Al pratend schetst Buunk het beeld van zichzelf; een jonge hond, niet aan de leiband te krijgen, buitenbeentje, dwarsligger, onrustig, soms wat chaotisch, vooral een avonturier. Maar wel creatief en origineel. Met een fijn ontwikkeld gevoel voor schilderijen, echte en –even belangrijk– onechte. Altijd zoekend naar de topkwaliteit, werken van vakmanschap en „vooral ook poëzie.”
Het liefst wilde Buunk reptielenjager worden. „Als 12-jarige jongen ging ik met een ex-krokodillenjager uit Nieuw-Guinea mee op hagedissenjachten op Tenerife. ’s Morgens voor dag en dauw op pad. Spannend was het. Hij ving ze voor Artis. Zei hij tenminste. Later besefte ik dat Artis dan inmiddels wel erg goed voorzien moest zijn.”
Vader Buunk, getalenteerd zakenman, beheerste in de jaren zestig met drie confectiezaken de Hilversumse en de Amersfoortse kledingbranche. „Hij overvleugelde zelfs de plaatselijke C&A. Totdat hij genoeg kreeg van de winkels, van het Nederlandse weer en van zijn compagnon. We emigreerden naar de Canarische Eilanden.”
Een avontuur voor een 12-jarige jongen?
„Natuurlijk. Hoewel, in Las Palmas kreeg ik les van een Russische leraar, een man van de oude stempel. Hij sloeg er duchtig op los. Zo zelfs dat mijn ouders me van school haalden. Dertig jaar lat
er kwam ik de man toevalligerwijs weer tegen in Las Palmas. Hij liep met een staf, als sinterklaas, en had een lange baard. Ik herkende ’m onmiddellijk en hij wist zich mij werkelijk te herinneren. Prachtig, om na zo veel jaren oog in oog met hem te staan. En zonder enige rancune.
Na een jaar Gran Canaria gingen we terug en vestigden mijn ouders zich in Ede. Waarom Ede? De spoorbomen zaten daar altijd dicht en naast het spoor had een makelaar zich gevestigd. Mijn vader stapte uit de auto, bekeek de etalage en maakte een praatje. Zo werd het een huis in Ede.”
En voor u een school in Ede?
„Ja, maar na de middelbare school dacht mijn vader dat het goed zou zijn als ik naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda zou gaan. Geen idee waarom. Het was vanaf de eerste dag een fiasco. Ik kon niet in de pas lopen, letterlijk niet en figuurlijk niet. Al na twee maanden adviseerde de KMA mij te vertrekken. Toen werd het de militairedienstplicht en een studie rechten. Waarom rechten? Vader was een heel goede man, maar wist de dingen, op weliswaar sympathieke wijze, te sturen zoals hij dat wilde. Dus rechten en niet economie, zoals ik liever wilde. Ik haalde uiteindelijk de eindstreep niet, omdat ik in de zaak zat.”
Hoe verzeilt iemand in de kunsthandel?
„Een vriend van mijn vader –Rien Simonis– had in 1973 een winkel geopend in Ede. Als restaurateur van schilderijen handelde hij ook in kunst. Mijn vader hielp hem, reed hem rond en samen hadden ze allerlei handeltjes. Vader werd een liefhebber van kunst, omdat hij er handel in zag. Logisch, als schilderijtjes van poesjes van Raaphorst en van eendjes van Constant Artz goed lopen, ga je ze gaandeweg steeds mooier vinden. Zelf kwam ik ook bij Simonis over de vloer. Ik raakte geïnteresseerd in kunst. En niet minder in zijn dochter Mariëtte.
In 1977 werd ik vaders ”private equity”; hij investeerde zijn geld in mij en ik kon vennoot van Simonis worden. Deze hield zijn zaak bewust kleinschalig en handelde vooral in relatief kleine meesters. Dat bleef zo totdat hij in 1985 het roer overgaf aan Mariëtte en mij. Wij waren jong en durfden onze nek verder uitsteken, wat meer te betalen voor grote namen. En er waren in die tijd –tussen 1985 en 1990– nog zulke mooie ontdekkingen te doen. Met relatief weinig kapitaal zetten we heel snel de voorraad om. En zonder al te veel kosten. Het werden zakelijk gezien de beste jaren voor Simonis & Buunk.”
In 1984 werd u beëdigd als taxateur van kunst. Op dat moment was u de jongste van Nederland. Hoe word je taxateur?
„Er is geen opleiding voor. Je moet gewoon heel veel schilderijen door je handen laten gaan, goed bestuderen, verhandelen en regelmatig op je gezicht belanden. Tijdens het examen krijg je een aantal schilderijen voorgeschoteld; echte en wat vervalsingen. Die moet je taxeren. Uit je beoordeling en taxatie blijkt wel of je de valse ertussenuit haalt. Scoor je in de ogen van de examinatoren een voldoende, dan word je beëdigd. Het leverde mij ook veel publiciteit op, en dat gaf een nieuwe impuls in de zaak.”
De kunstkenner Pieter Scheen verliet indertijd teleurgesteld de kunsthandel, omdat er zo veel bedrog was.
„Scheen was een bijzondere man die van grote betekenis is geweest voor de kunstwereld. Hij zette met zijn ”Lexicon van beeldende kunstenaars” een standaardwerk van formaat neer. Maar wij waren –met slechts een kleine antiquair– de enigen op zijn begrafenis. Dat is toch niet te geloven? Zo snel ben je dus vergeten.”
Maar had Scheen gelijk?
„Nee en ja. Het is niet anders dan in andere branches.”
Net als bijvoorbeeld de autohandel?
„Daar zou je het verwachten. Laten we de liever de wetenschap bij de kop nemen. Ook daar blijkt bedrog te worden gepleegd. Het gebeurt dus overal. Maar ik denk dat waar bedrog de kop opsteekt, iemand met kennis, integriteit, kwaliteit en koopmanschap juist goed tot zijn recht kan komen. Waar kwakzalvers zich vertonen, heeft de rechtgeaarde dokter extra waarde. De goede handel is eerlijk en je kunt er een eerlijke boterham in verdienen.”
Als je het aantal Schelfhouts telt dat in omloop is, dan zou deze schilder wel 300 jaar moeten zijn geworden om zo veel werken te kunnen schilderen.
„Niet als je kijkt naar de werken die in musea hangen. Die zijn allemaal goed, behalve een schilderstuk in de Hermitage in Leningrad; dat is een Spohler. Schelfhout is inderdaad veel vervalst, maar ik zie het meteen.”
Wat doet kunst met u? Het is toch niet alleen handel, maar ook emotie?
„Ach, een ander zou misschien diep op deze vraag doorgaan; zwelgen in de vraag wat kunst voor hem betekent.
Het moet heerlijk zijn om geëmotioneerd te raken voor een schilderij. Huilen is dan heerlijk, veel lekkerder dan lachen. Ik heb het meegemaakt dat een vrouwelijke klant in tranen uitbarstte voor een schilderij; ze wist haar man er helemaal in mee te krijgen. Voor mij was belangrijk dat ik het werk verkocht. Ik ben nog nooit in tranen uitgebarsten voor een schilderij. Hoewel ik geen rationalist ben; ik leef met mijn gevoel voorop, maar heb ook een goed verstand.”
Wat is in uw ogen de beste schilder?
„Scheen had er twee: Wijnand Nuijen en Jan Weissenbruch. Ik heb er nog veel meer. O, mag ik er slechts één noemen… Ik kan wel B. C. Koekkoek noemen, maar dat is hem toch niet helemaal. Van de Haagse School vind ik J. H. Weissenbruch en Jacob Maris de beste. Dan kom je in de twintigste eeuw: Sluijters en Gestel, …eigenlijk ook niet. Niet Van Dongen of Jongkind. Nee, het wordt Johannes Vermeer. Dat genie steekt met kop en schouders boven iedereen uit.”
Waarom?
„Omdat er iets goddelijks in zijn werk zit. In elk schilderij herken ik iets min of meer goddelijks.”
(Stilte.)
„Dat is niet uit te leggen.”
Waarom dan iets góddelijks?
„Het is gewoon magie. Je kunt het niet beschrijven, anders zou het niet magisch zijn. Het is zo knap dat het elke keer weer een schok geeft. Het is artistieke grootheid mét goddelijke inspiratie”
Bent u een gelovig mens?
Stilte. „Ehh, nee. Ik geloof wel, maar ben niet gelovig.”
Bedoelt u daarmee dat u niet kerkelijk bent?
„Ik ben niet christelijk opgevoed. Mijn ouders waren hervormd, maar deden er niets aan. Onder mijn vrienden zitten dominees en een pastoor. Ik heb wel eens onder een stevige preek gezeten in Rijssen, maar ik ga ook wel eens naar een rooms-katholieke kerk. Dat vind ik interessant.
Ja, ik geloof wel, maar ben geen gelovige.”
Maar wát gelooft u dan?
Stilte „…Ik wil me niet verliezen in termen waarin niet-praktizerende gelovigen proberen duidelijk te maken waarin ze geloven. Maar ik heb te veel ontmoetingen gehad –gebeurtenissen– met krachten die zo bovennatuurlijk zijn dat ze niet door toeval konden zijn ontstaan.”
Er is meer tussen hemel en aarde?
„Ja, ik stond eens in Rijssen voor het gebouw van een potentiële klant en kreeg een invallende gedachte: hier zou ik wel eens mijn grote Mesdag kunnen leveren. Ik moest eerst langs andere klanten en ging toen weer naar huis. Thuisgekomen bleek de desbetreffende klant op hetzelfde moment dat ik mijn invallende gedachte had, mij te hebben gemaild. Hij had interesse en kocht het schilderij van Mesdag. Zo kan ik meer voorbeelden noemen.”
Veel schilders zien de natuur als goddelijk, maar de schilder F. H. Hendriks zag God in de natuur, als Schepper.
„Nee, dat eerste, daar zie ik wel wat in. Dat bedoel ik ook als ik zeg dat je in bepaalde schilderijen iets goddelijks ziet, een goddelijke kracht, omdat het zo goed is. Meer dan alleen artistieke grootheid. Neem bijvoorbeeld muziek van Mozart en Bach, er moet wel een goddelijke hand in zitten.”
Hoe komt een kunsthandelaar de economische crisis door?
„De omzet is met ongeveer een derde teruggelopen. We hebben niemand hoeven ontslaan, maar natuurlijk verloop niet aangevuld en de kosten goed in de gaten gehouden. We moesten vanzelf met een lager resultaat genoegen nemen. Maar in de handel is het nooit een kwestie van afwachten. Je moet stappen blijven zetten, de motor moet draaien. Ik koop nog steeds in, zodat er dynamiek in de collectie blijft.”
Passies?
„Vroeger judo. En schaken; ik wilde schaakmeester worden. Toen ik ook ’s nachts doorging met schaken, moest ik van mijn vader van de club af. Nu heb ik een verzameling antieke schaaksets, we spelen hier toernooien en sponsoren de 17-jarige schaakgrootmeester Anish Giri. Verder zeilen, maar ik dwaal ook graag door de pittoreske straatjes van Nederlandse stadjes, waar ik de beelden van mijn schilderijen herken. Het klinkt misschien burgerlijk; maar dat is dan de burgerlijke kant in de man hier.”
Levensloop Frank Buunk
Frank Buunk (1956, Hilversum) volgt na de basisschool onderwijs aan mavo, havo en atheneum-b en studeert vervolgens rechten in Rotterdam en fiscaal recht in Amsterdam. Tevens schoolt hij zich als kunsttaxateur. Op 27-jarige leeftijd (1984) is hij de jongste beëdigde taxateur van Nederland. Samen met zijn vrouw Mariëtte neemt hij in 1985 de kunsthandel van Rien Simonis in Ede over. Simonis & Buunk groeit vanaf dat moment uit tot internationaal bekende kunsthandel. Buunk was bestuurslid van de Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst. Hij verhandelde in de loop der jaren zo’n 18.000 schilderijen. Buunk is getrouwd en heeft drie zoons.