Binnenland

Begrippenlijst hoogwater

RIJSWIJK (ANP) – Waterschappen en andere instanties hebben deze dagen hun handen vol aan de hoge waterstand. Hieronder volgt een beknopte uitleg van veelgebruikte begrippen.

7 January 2012 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 18:34
Hoogwater Lauwersmeer.  Foto ANP
Hoogwater Lauwersmeer. Foto ANP

BALGSTUW: Opblaasbare dam die bij hoogwater met water en lucht kan worden gevuld. De grootste ter wereld ligt bij Rampspol (Overijssel) tussen het Ketelmeer en het Zwarte Meer en bestaat uit drie zeer stevige rubberen balgen.

BOEZEM: Het stelsel van plassen, kanalen en andere watergangen dat gebruikt wordt als wateropslag. De boezem wordt gebruikt om het waterpeil te controleren. Bij een te hoog peil kan bijvoorbeeld water in een boezem worden gepompt en van daaruit in een rivier worden geloosd.

DIJKGRAAF: Voorzitter van het dagelijks bestuur van een waterschap. De dijkgraaf wordt voor 6 jaar benoemd door de Kroon. Sommige waterschappen hebben het over een ’watergraaf’ of noemen de dijkgraaf kortweg ’voorzitter’.

GEMAAL: Installatie waarmee water uit een gebied kan worden gepompt. Omdat polders meestal lager liggen dan het omringende gebied, zijn gemalen nodig om het water weg te pompen naar meren, rivieren, kanalen of de zee. Vroeger werden gemalen aangedreven door molens, nu meestal door diesel- of elektromotoren.

INUNDATIE: Het opzettelijk onder water zetten van een gebied. Als het waterpeil van een rivier zo hoog is dat dijken dreigen door te breken, kan ervoor worden gekozen het water in een dunbevolkte polder te laten lopen zodat de druk op de dijken wordt verminderd. Het gebied waar het water in wordt opgevangen, heet het overloopgebied. Inundatie wordt ook wel gebruikt als militaire tactiek.

KWEL: Grondwater dat omhoog komt door ondergrondse stromingen. Kwel wordt normaal gesproken door sloten afgevoerd.

NAP: Hoogtes worden in Nederland gerelateerd aan het Normaal Amsterdams Peil. NAP is ongeveer gelijk aan het gemiddelde zeeniveau. Een groot deel van Nederland ligt lager en zou dus zonder dijken, duinen en waterkeringen onder water komen te liggen.

SPUIEN: Het lozen van overtollig water door een speciale spuisluis, bijvoorbeeld van een kanaal in zee. In zee spuien is doorgaans alleen mogelijk bij eb (laag water).

STORMVLOED: Vloed in combinatie met harde wind, waardoor de zeespiegel voor de kust sterk stijgt.

STORMVLOEDKERING: Constructie waarmee bij zeer hoge waterstanden een rivier of zeearm kan worden afgesloten om overstromingen te voorkomen. De bekendste en grootste stormvloedkering in Nederland is de Oosterscheldekering in Zeeland.

WATERSCHAP: Regionale overheid die verantwoordelijk is voor de waterhuishouding. Met de term ’hoogheemraadschap’ wordt hetzelfde bedoeld. Iedere 4 jaar mogen burgers naar de stembus om het bestuur van de waterschappen te kiezen. De opkomst is doorgaans laag: in 2008 gemiddeld 24 procent. Het kabinet wil de verkiezingen in hun huidige vorm afschaffen.

Bronnen: ANP, Rijkswaterstaat, Wikipedia, www.watervragen.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer