Frank Dikötter doet boekje open over Mao’s Grote Sprong Voorwaarts
Hoe leugenachtig kan een ideologische slogan zijn? De Grote Sprong Voorwaarts, zo heette de campagne waarmee de Chinese dictator Mao Zedong in de jaren tussen 1958 en 1962 de Chinese bevolking geselde. Mao’s sprong vooruit kostte zeker 45 miljoen Chinezen het leven.
De in Nederland geboren, maar al jong via Zwitserland in Hongkong terechtgekomen Chinakenner Frank Dikötter (1961) –„mijn Nederlands is blijven steken op het niveau van een kind”– heeft op basis van materiaal uit de provinciale en lokale partijarchieven „een menselijk verhaal” geschreven over deze zwarte periode in de recente geschiedenis van China. Een periode waarop daar nog altijd een zwaar officieel taboe rust, afgedekt met een dikke schaamlap die ”Grote Sprong Voorwaarts” heet.
Mao’s doel was om het agrarische en primitieve China binnen enkele jaren te industrialiseren, tot op het niveau van Groot-Brittannië. Zo zou zijn communistische staat in één klap kampioen zijn te midden van andere communistische regimes, dat van de Sovjet-Unie voorop.
De typeringen buitelen over elkaar heen als Dikötter deze campagne van Mao probeert te omschrijven. „Totale militarisering”, is er een. „Mao zag in iedere Chinees, groot en klein, een soldaat, en gezamenlijk vormden ze een brigade, een leger, een divisie. Ze sliepen in barakken, aten in kantines, of deden beide in het veld. En voor je het wist zag je overal vijanden: een boer die van vermoeidheid in slaap viel, moest gestraft worden, want hij weigerde dienst, was dus een saboteur.”
„Een ander gezichtspunt dat het gruwelijke van deze campagne kan verklaren, was de kijk op mensen als aantallen, als vee, als grondstof, ontdaan van iedere menselijke waardigheid”, zegt Dikötter. „Twee factoren die daarbij kwamen waren de ijzeren greep van de eenpartijstaat op de mensen, en de radicale collectivisaties: mensen werd werkelijk alles afgenomen – land, voedsel, vee, huizen, niets hadden ze meer van zichzelf.”
Was het duivels kwaad van één man wat hier achter stak, of ideologie?
Dikötter denkt lang na en zegt: „It was one man’s vanity” (het was de ijdelheid van één man), van iemand die vanaf 1957 door niemand meer was tegen te houden. De Russische leider Stalin overleed in 1953, en hij was de enige die Mao had kunnen afremmen. Op diens opvolger Chroetsjov was Mao mateloos jaloers, omdat deze en niet hijzelf de communistische revolutie in de wereld leidde. En dat moest dus snel veranderen. Ook in China zelf was er niemand meer om Mao te temperen, alle (vermeende) critici waren weggezuiverd.”
Uw boek staat vol met de meest verschrikkelijke wreedheden. Was u geschokt toen u die voor het eerst in de stukken tegenkwam?
„De eerste keer dat ik wit wegtrok, was op de tweede dag dat ik in het archief van Guanzhou aan het graven was, toen ik het verhaal van een uitgehongerde 13-jarige jongen onder ogen kreeg. De jongen werd met zijn handen op de rug gebonden en in een vijver werd gegooid. En waarom? Omdat hij een handvol graan had gestolen. Een maand later was ik in de provincie Hunan en las daar het verhaal van een kaderlid van de partij die had gezien dat een jongen stiekem een aardappel had opgegraven. Hij dwong de vader om zijn zoon levend te begraven.
Het is allemaal zó afschuwelijk, zó pervers. En: het ging van kwaad tot erger, want niets hielp: mensen bleven verzet bieden. Zoals de boer die tegen zijn beul zei: Je mag me kapotslaan, me vermoorden, maar ik ga niet voor je werken.”
Waarover hebt u zich het meest verbaasd bij wat u aantrof?
„Precies dat wat ik zojuist zei: hoe slecht die zogenaamd geoliede dictatuur van de eenpartijstaat functioneerde. Het bééld is dat mensen als militairen de bevelen gedwee opvolgden, maar de werkelijkheid was: sabotage, verzet, chaos. Wat me verraste is de schaal waarop geweld werd ingezet om dingen gedaan te krijgen. Wanneer mensen stierven van honger, was dat vaak omdat ook voedsel als wapen werd ingezet: „Wacht maar, ik zal ervoor zorgen dat jij niet naar de kantine kunt.””
Hoe kan het dat u als buitenlander toegang kreeg tot archieven over een periode waar nog altijd een zwaar taboe op ligt?
„Ik stapte naar de archieven met heel algemene onderzoeksthema’s: gegevens over prijsontwikkelingen in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, dat soort dingen.”
Maar dan nóg. U kreeg ze wel te lezen.
„Dat komt ook omdat in de twee jaar voor de Olympische Spelen in China, in 2006 en 2007, China werkelijk bezig was zich enigszins open te stellen voor de buitenwereld. Inmiddels is die fase alweer voorbij.”
Wat toen bekend is geworden uit de archieven valt toch niet meer terug te draaien?
„Er is absoluut sprake van een stille revolutie in de archieven, in die zin dat een nieuwe generatie Chinese historici er onderzoek doet, en niet meer enkel dogmatische partijideologen. Akkoord, je kunt de Chinese historici die zich bezighouden met Mao’s Grote Sprong Voorwaarts op de vingers van anderhalve hand tellen, maar ze zijn er wel. Zo heb ik een vriend in Sjanghai die het doet. Hij krijgt zo af en toe bezoek van iemand van de veiligheidsdienst en dan maken ze een praatje. Het is even een klop op de deur ter herinnering: we houden je in de gaten. Maar niet meer dan dat.”
„Verder weten we van een boer die een klein monument had gemaakt in zijn dorp met alle namen erop van hen die tijdens de Grote Sprong Voorwaarts waren omgekomen. Binnen een week stond er iemand van de veiligheidsdienst op de stoep om hem op te pakken wegens „slecht gedrag.” Het monumentje werd vervolgens vernietigd. De officiële lezing van deze tragedie blijft dat het een natuurlijke ramp betrof.”
Wat zegt uw boek over het China van nu?
„Onder Mao deden mensen er alles aan om lichamelijk en politiek te overleven. Was je baas in een fabriek en werd er van je verwacht dat jouw productie sterk zou stijgen, dan deed je je best om dat daadwerkelijk te tonen: je verwerkte andere materialen in het beton dat je produceerde of in de medicijnen die je maakte. Of je verzon gewoon de statistieken waaruit je „hoge” productie bleek. En dat alles enkel om jezelf staande te houden. In zekere mate zie je vandaag de dag dat nog gebeuren: die extreme nadruk op hoge productiecijfers, het leveren van slechte kwaliteit.
China is een van de weinige landen in de wereld die een autoritair regime aanprijzen en daarmee valt het uit de toon, ook vergeleken met wat de eigen bevolking wil. Waarom de boodschap van dit bewind –autoritair bestuur in combinatie met economische hervormingen– toch goed verkoopt? Dat is precies vanwege deze verschrikkelijke ramp in de jaren 50 en 60. Vanwege de intense hunkering onder Chinezen naar stabiliteit.”
Bent u pessimistisch over de ontwikkeling van China in de richting van een democratische rechtsstaat?
„Zeker. De huidige machthebbers kunnen zichzelf hier niet uithelpen. De leiders weten wat er fout is, maar ze zitten vast in deze wijze van doen. Ik zie niet dat een volgende premier of president in staat is het land naar democratische hervormingen te leiden.”
Wat zou uw boodschap zijn aan westerlingen?
„Begrijp de achtergrond van de mensen met wie je zakendoet. Juist omdat we zo nauw met de Chinezen zijn verbonden. En: help de Chinezen die zich durven uit te spreken tegen het regime. Wat mij frustreert is dat vaak het tegendeel gebeurt, dat buitenlanders het autoritaire regime rechtvaardigen omdat het zo goed zou passen bij de Chinese samenleving en cultuur.”
Boekgegevens
”Mao’s massamoord”, door Frank Dikötter; uitg. Het Spectrum, Houten, 2011; ISBN 978 90 491 0649 2; 496 blz.; € 29,99.