Dat stelt Nanne Boonstra van het Verwey-Jonker Instituut in een onderzoek dat vandaag werd gepubliceerd.

Het project schoolsportverenigingen koppelt sportverenigingen aan scholen in sociaaleconomisch zwakkere wijken, waar inwoners aanzienlijk minder sporten dan Rotterdammers uit andere wijken.

Door het project kunnen kinderen in de buurt van hun woonomgeving structureel en in georganiseerd verband sporten. Sinds 2007 zijn al 1800 basisschool­kinderen die vroeger niet sportten lid geworden van een sportvereniging.

„Naast de sportverenigingen profiteren scholen, wijken en vooral de kinderen van de schoolsportverenigingen”, stelt Boonstra in haar onderzoek.

Bijna alle ouders geven aan dat hun kinderen door het project gezonder en fitter zijn geworden. Zeker 60 procent van de ouders ziet de kinderen minder op straat rondhangen en meer met andere kinderen spelen. „Deelnemende kinderen ontwikkelen door het sporten sociale vaardigheden. Daarnaast hebben ouders door het project ook meer contact met andere ouders”, aldus Boonstra.

Ook scholen zijn enthousiast over de effecten. „Een flink deel van de ouders, docenten en trainers meent dat de schoolsportvereniging een positieve invloed heeft op de schoolprestaties”, zegt Boonstra. Of dat ook werkelijk zo is, is niet onderzocht.

Rotterdam telt inmiddels twintig schoolsportverenigingen. De bedoeling is dat het aantal in 2014 doorgroeit naar dertig. Minister Schippers van Sport vindt dat Rotterdam laat zien dat deze vorm van preventiebeleid werkt. „Dit smaakt naar meer.”