Dat blijkt uit het onderzoek van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid dat vrijdagmiddag werd gepresenteerd. De inspectie onderzocht hoe de hulpverlening is verlopen op en na 9 april, toen Tristan van der V. zes mensen en zichzelf doodschoot en zestien anderen verwondde.

Uit het rapport komt naar voren dat het optreden van de 
politie en ambulancediensten ter plaatse bij De Ridderhof snel, doeltreffend en professioneel was. De eerste eenheden waren ruimschoots binnen de norm van vijftien minuten ter plaatse.

Ook de samenwerking tussen de hulpdiensten verliep goed. Dit is echter vooral te danken aan het „pragmatisch optreden van functionarissen”, stellen de onderzoekers. Op de achterliggende plannen hebben zij kritiek, met name omdat er oude en nieuwe plannen naast en door elkaar worden gebruikt. Hierdoor ontstaat het risico dat er vanuit onderdelen van de organisatie verschillend gereageerd wordt bij een incident.

Het rapport komt dan ook met de aanbeveling aan de gemeente om regionale en gemeentelijke planvorming zo spoedig af te ronden en tot een gedegen, onderling afgestemde, implementatie te komen.

Ook bij het doorgeven van slachtofferinformatie stonden gebrekkige plannen in de weg, blijkt uit de evaluatie. Bij eerdere grootschalige incidenten werd informatie over slacht­offers eveneens niet goed doorgegeven. Er moeten dan ook snel sluitende afspraken tussen ziekenhuizen, crisisorganisaties en het openbaar ministerie 
gemaakt worden, stelt het rapport.

Daarnaast heeft de inspectie kritiek op de manier waarop de psychosociale hulpverlening direct na het incident tot stand kwam. Politie, gemeente en derden werden in de hectiek van de situatie gedwongen deze taak op zich te nemen.

Eerder werd al duidelijk dat tientallen hulpverleners na het drama zelf hulp moesten zoeken. In totaal waren er op de dag van het drama circa 250 politiemensen op de been. Met de dagen erna meegerekend waren er rond de 500 politiemensen bij het incident betrokken.