Een Hollikaner tussen twee culturen
„Ik ben een Hollikaner”, vindt Jeroen Remeynse van zichzelf. De in Zuid-Afrika geboren Nederlander is sinds een paar jaar weer terug in Nederland. Hij is geen Afrikaner en geen Hollander. „Ik weet nog steeds niet wat ik nu ben.” En dat wil Jeroen graag zo houden.
Jeroen (27) zag in 1975 in Johannesburg het levenslicht nadat zijn ouders eerder dat jaar vanuit Zeeland naar Zuid-Afrika waren geëmigreerd. „Dat deden ze voor de werkverschaffing”, zegt Jeroen. „In die periode was er in Nederland niet echt veel werk. Bovendien wilde mijn moeder altijd al weg.”
De jonge Jeroen groeide half-Nederlands en half-Afrikaans op. „Thuis spraken we allen Afrikaans, en geen Nederlands. Daarom is Afrikaans mijn moedertaal. Ik vond dat een goede beslissing van mijn ouders; je moet integreren in het land waar je leeft.” Het is goed te horen: vooral lidwoorden en werkwoordsvormen spreekt Jeroen op een andere manier uit dan de meeste Nederlanders.
Voordat Jeroen in 1998 definitief naar Nederland terugging, was hij er drie keer geweest. „Maar daar weet ik niet meer zoveel van. Ik weet nog wel dat we op m’n zesde een behoorlijke sneeuwstorm hebben gehad. Dat was best bijzonder.” Vijf jaar geleden kwam Jeroen terug, officieel om zijn Nederlandse paspoort te kunnen houden. Achteraf bleek dat helemaal niet nodig te zijn, maar toen hij hier eenmaal was, bleef hij.
„Ik kreeg hier een ontzettend leuke baan bij de gemeente Kapelle. Alleen als ik voor mijn baan weg zou moeten, zou ik weer uit Nederland weggaan. Ik heb van tevoren nooit gedacht dat het zo zou lopen. Ik had meer het idee van een soort lange werkvakantie, maar dat is anders geworden.”
Strikt genomen is Jeroen nooit vanuit Nederland geëmigreerd, omdat hij pas werd geboren toen zijn ouders al een paar maanden in Johannesburg woonden. Hij immigreerde dus wel, vijf jaar geleden. „Maar dat voelde niet zo. Het was eerst echt een vakantie. Voor mezelf had ik twee jaar in gedachten om geld te verdienen. Daarna wilde ik teruggaan.”
In Nederland merkte Jeroen wel dat hij toch geen Nederlander is. Op z’n Afrikaans: „Aan de weer moest ik erg wennen. Ik kwam hier in oktober aan en toen had ik acht weken triest weer. Dat is zwaar voor het gemoed, hoor, als je gewend bent aan zes uur zon per dag. Maar ik ben een vastbijter en ik ben er doorheen gekomen.”
Jeroen is tevreden met zijn tussenpositie tussen Zuid-Afrika en Nederland. Sterker: hij zou niet eens anders willen. „In Zuid-Afrika was ik een buitenbeentje omdat ik Nederlander was, en hier ben ik een buitenbeentje omdat ik Afrikaner ben. Dat is goed. Ik ben apart. Ik wil niet alleen Afrikaner zijn of alleen Nederlander. Op deze manier ben ik mezelf.”
Het is niet moeilijk om een plekje voor jezelf te vinden in de Nederlandse samenleving, vindt de Hollikaner uit het Zeeuwse Goes. Nederlanders zijn gezellig, vindt hij. „Toen ik een tijdje in Nederland woonde, kwam het sociale leven ook op gang. Maar dat ligt ook aan jezelf.” Alhoewel hij Nederlanders als gezellig typeert, is dat wat anders dan vriendelijk, zegt Jeroen. „Nederlanders zijn wel gezellig maar niet vriendelijk. Afrikaners zijn precies andersom. Je kunt niet twintig Zuid-Afrikanen voor een hele avond in een kamertje stoppen bij een verjaardag of zo. Die gaan na vijf minuten al op de vuist. In Nederland lukt dat wel. Daar moest ik erg aan wennen.”
Als Jeroen nog eens in Zuid-Afrika gaat wonen, zal dat niet voor zijn pensionering zijn, schat hij in. „Dan doe ik het half-half. Een halfjaar hier wonen, en als het winter wordt voor een halfjaar naar Zuid-Afrika.”
Emigratie is weer in trek. Dit is het zesde deel in een serie over emigratie van Nederlanders naar verschillende landen. Zaterdag verschijnt in Accent een afsluitend artikel.