Economie

China gaat Europa heus niet redden

De blik op China werpen, als Europa’s redder in nood, is even zinloos als gevaarlijk. Europa moet zichzelf helpen.

Marcel ten Broeke
4 November 2011 22:29Gewijzigd op 14 November 2020 17:30
Foto ANP
Foto ANP

Je zult een belangrijke Chinees zijn. Dan kreeg je deze week zomaar diverse Europese hoogwaardigheidsbekleders op bezoek. Met de gewichtige vraag of je misschien je zuurverdiende –deels door kopieergedrag verkregen– yuans in de kwakkelende eurozone wil steken. Barst je dan in lachen uit, of houd je je gezicht nog nét in de plooi?

Europa presenteerde zich deze week nou niet direct als een interessante investeringsoptie. Niet als het snoepje van de week, laat staan als „winst­verdriedubbelaar”, zoals we ze nog kennen uit de kranten­advertenties van vóór de crisis. Toen veel rendement nog heel gewoon leek. En ongevaarlijk.

De inkt van het moeizaam gesloten euroakkoord in Brussel was vorige week nauwelijks droog of de financiële markten maakten al duidelijk dat ze de hervormingsbeloften van de Italiaanse premier Berlusconi eerst in de praktijk gebracht willen zien, alvorens ze te geloven.

Rentes op Italiaanse staats­obligaties koersten binnen 
48 uur weer lustig richting 
nijpende niveaus. Wat de kans dat na Griekenland ook Italië aan een –waarschijnlijk vele malen groter– noodinfuus gehangen zal moeten worden, met de dag laat toenemen.

Net als bij eerdere „alles­beslissende toppen” ebde dus ook na de jongste eurotop de aanvankelijk euforie (of was het EU-forie?) weer snel weg.

En dan was daar maandag plots ook nog de Griekse president Papandreou, die alle afspraken die sinds 2010 met zijn noodlijdende land zijn gemaakt, plus het voortbestaan van de huidige eurozone, in één klap ter discussie stelde door het idee te lanceren voor een referendum over de noodsteun van Europa. Het Griekse kabinet holt sindsdien van spoedoverleg naar spoedoverleg.

Langzaam maar zeker lijkt de kredietcrisis uit 2008, die in 2010 overging in een schulden­crisis, te verzanden in een brede Europese politieke crisis. Na eerder Portugal en Slowakije is Griekenland nu –dankzij Papan­dreou– het volgende slacht­offer. Maar ook in landen als Spanje, Italië en zelfs Duitsland groeit de politieke polarisatie met de dag.

Zelfs in Nederland bleken deze week GroenLinks, D66 en de PvdA, die tot nog toe het crisisbeleid van het kabinet met betrekking tot de euro steunden, plots grote vraagtekens te zetten bij het jongste akkoord, dat –hoewel er nog wel wat aan schort– toch veelomvattender was dan de eerdere akkoorden.

Ook de doorgaans rechtlijnige SGP deed mee door te dreigen met „kans op rood licht” voor het Europabeleid van het minderheidskabinet. En ook de CU liet zich bij het populistische gezelschapspel dat debatteren over de schuldencrisis lijkt te zijn geworden, niet onbetuigd, door –nadat de partij het vorige noodakkoord verwierp vanwege een gebrek aan schuldsanering voor de Grieken– ook het jongste akkoord bepaald niet te omarmen. Zelfs niet nu de Griekse schuld bij banken voor de helft wordt weggestreept.

De teneur is duidelijk: het is weinigen gegeven om, met het oog op de peilingen, luid en duidelijk verantwoordelijkheid te nemen voor het opruimen van de rommel die is ontstaan in nauwelijks tien jaar ”Euro”.

Terug naar China. Omdat Europese regeringsleiders, om eigenlijk exact diezelfde reden, niet nogmaals hun parlementen met de pet in de hand tegemoet willen treden, vestigden zij in Brussel hun hoop op deze Aziatische reus, die zich in één generatie ontpopte van geïsoleerde natie tot de op een na grootste economie ter wereld.

China zou door te investeren in de eurozone de 440 miljard euro die in het noodfonds zit, kunnen ‘hefbomen’ tot 1000 miljard. Zo zou het fonds, in de woorden van premier Rutte, „bazooka-slagkracht krijgen.”

Die plotselinge afhankelijkheid van China is pijnlijk: Europa is niet alleen zijn geld kwijt, maar blijkbaar ook zijn eigenwaarde. In rap tempo lijkt het eens zo machtige continent af te glijden tot een soort ontwikkelingsgebied, dat hulp moet vragen van een land waar mensenrechten nog altijd met voeten worden getreden.

Belangrijker is echter de vraag: wáárom zou China 
–gemiddeld inkomen 3200 euro– Europa –24.000 euro– eigenlijk willen helpen, als Europa klaarblijkelijk niet langer in zichzelf wenst te investeren?

Daarover geen illusies. Deze week bleek, onder meer gisteren op de top van de G20-regeringsleiders in Cannes, al duidelijk dat China’s –met 2400 miljard euro aan reserves– goed gevulde portemonnee niet zomaar getrokken zal worden. Daar zal iets tegenover moeten staan, zoals erkenning van China als een volwaardige handelseconomie (in plaats van valutamanipulator) of het wegnemen van handelsbarrières (terwijl het land de eigen markt nog vergaand afschermt).

Duidelijk is ook dat zélfs als China meehelpt het noodfonds op te waarderen, dat niet zal betekenen dat het land ook zal meedelen in eventuele verliezen, welke mooie woorden er dezer dagen ook aan eventuele toezeggingen verbonden zullen worden. Die verliezen zal de eurozone –China’s belangrijkste handelspartner– toch echt voor eigen rekening moeten nemen.

Het officiële persbureau van de Chinese overheid, Xinhua, stelde deze week dat Europa „opkomende economieën”, zoals China, beter niet kan zien als „barmhartige Samaritanen.” Juist. Uiteindelijk zullen Euro­pese landen zichzelf aan de haren (en in het bijzonder die uit de geverfde coupe van Berlusconi) uit de put moeten trekken. Dat zouden niet alleen regeringsleiders, maar ook oppositieleiders zich moeten realiseren.

Meer over
Groot Geld

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer