Dit blijkt uit tellingen van honderden vrijwilligers in opdracht van de Vereniging voor Zoogdieren en Zoogdierbescherming (VZZ) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De vrijwilligers hebben 12.000 vleermuizen geteld. In 1991 waren dat er nog niet de helft. Op basis hiervan is een schatting van het totale aantal gemaakt. De toename verklaart de VZZ uit de verbeterde leefomstandigheden voor vleermuizen. „Er zijn de laatste tien jaar veel overnachtingsplaatsen, zoals de mergelgrotten in Limburg, verbeterd en beter beschermd. De vrouwtjes komen dan gezonder uit de winter en baren ook jongen die in een betere conditie zijn”, meldt een woordvoerder.

Daarnaast hebben de afname van het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor gewassen en de stijgende temperatuur een gunstige invloed op de vleermuizenpopulatie.

Toch is die nog lang niet op het niveau van de jaren vijftig van de vorige eeuw. „In de jaren zestig zijn bijvoorbeeld veel houtwallen gekapt. Daardoor kan de vleermuis zich minder goed oriënteren, want de signalen die hij uitzendt worden niet weerkaatst. Maar ook die houtwallen zie je gelukkig steeds meer terugkomen”, aldus de zegsman.