Opinie

Geen wezenlijke toenadering tot Rome

Vanouds worden eind oktober Luther en de kerkhervorming van 1517 herdacht. De traditionele formuleringen over de roomse dwalingen en de verfoeilijkheid van het pausdom worden minder gehoord en vinden duidelijk minder weerklank.

dr. C. S. L . Janse
28 October 2011 18:23Gewijzigd op 14 November 2020 17:23
„De huidige paus komt herhaaldelijk met publicaties en uitspraken die ook in orthodox-protestantse kring op instemming kunnen rekenen.”  Foto RD
„De huidige paus komt herhaaldelijk met publicaties en uitspraken die ook in orthodox-protestantse kring op instemming kunnen rekenen.” Foto RD

Onmiskenbaar is er in orthodox-protestantse kring sprake van een toenadering tot Rome. Een man als Antoine Bodar roept bij velen positieve reacties op en datzelfde is het geval met de huidige paus. Omgekeerd brengt kardinaal Simonis een bezoek aan de nieuwe kerk van de gereformeerde gemeente van Gouda en spreekt hij zijn verwondering uit over de manier waarop men daar de jeugd weet vast te houden.

Pausdom

In het verleden lag dat bepaald anders. In de voorrede op de Dordtse Leerregels wordt gesproken over de tirannie van de roomse antichrist en de schrikkelijke afgoderij van het pausdom, waaruit de kerk van Nederland door Gods machtige hand verlost is.

Ook elders werd de kloof met Rome als uitermate fundamenteel ervaren. Zo stelt de Westminster Confessie (art. 25) over de paus dat „hij is die antichrist, die mens der zonde en zoon des verderfs die zichzelf in de kerk tegen Christus verheft en tegen al wat God heet.”

Nu was er in die tijd ook wel wat gepasseerd aan banvloeken en vervolgingen, maar ook in later eeuwen bleven de tegenstellingen scherp. In de tweede helft van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw waren veel Nederlandse protestanten beducht voor de groeiende macht van Rome. Dat laatste had te maken met de emancipatie en de verzuiling van het rooms-katholieke volksdeel, maar ook met de onmiskenbare groei van de Rooms-Katholieke Kerk als gevolg van een hoog geboortecijfer.

De SGP was een duidelijke exponent van dit antipapisme, maar bepaald niet de enige. Onder hervormden bestond veel aversie of in ieder geval grote terughoudendheid tegen de coalitie die Kuyper in de politiek met de rooms-katholieken was aangegaan. „Calvijn en Rome gaan hand in hand. Dat God behoede ons vaderland.”

Argwaan

Maar ook in de kring van de coalitie zelf werden de rooms-katholieken met enige argwaan bezien. Je had ze nodig om aan een parlementaire meerderheid te komen, maar ze moesten niet te veel invloed krijgen. Bij de formatie van het kabinet-Kuyper in 1901 werd met veel moeite een protestantse kandidaat voor Binnenlandse Zaken gevonden. Dat departement deed veel benoemingen (onderwijs ressorteerde daar toen ook nog onder) en mocht daarom niet in roomse handen komen.

Toen in 1918 de rooms-katholieken (als gevolg van het kiesstelsel van de evenredige vertegenwoordiging) veruit de grootste partij waren geworden, was tot verdriet van Kuyper een rooms-katholieke premier niet meer tegen te houden. Maar hoewel sindsdien binnen de rechtse coalitie de RKSP groter was dan de ARP en de CHU bij elkaar, kregen we nooit een kabinet met een meerderheid van rooms-katholieke ministers. Dat Colijn in de jaren dertig de liberalen en de vrijzinnig-democraten in het kabinet haalde, was niet alleen vanwege de crisisjaren en omdat hij duidelijk liberale sympathieën had, maar ook omdat hij op die manier het roomse overwicht wilde inperken.

In 1925 waren de christelijk-historischen zelfs bereid het rechtse coalitiekabinet onder leiding van Colijn op te blazen door hun steun te geven aan het amendement-Kersten inzake het gezantschap bij de paus. Een zaak waarvan duidelijk was dat de rooms-katholieken die hoog zouden opnemen.

Wereldwijde dooi

De laatste decennia is er wereldwijd sprake van een dooi in de verhoudingen tussen protestanten en rooms-katholieken. Het tweede Vaticaans concilie (1962-1965) heeft daar duidelijk toe bijgedragen. De Rooms-Katholieke Kerk zocht meer aansluiting bij de moderne wereld. Theologisch en ethisch werden de teugels gevierd. Het kerkvolk (voor zover dat de kerk al niet helemaal de rug toekeerde) liet zich al spoedig niet veel meer gelegen liggen aan de traditionele regels inzake geloof en moraal.

Traditionele dogma’s werden geherformuleerd op een manier die ze voor protestanten meer aanvaardbaar of minder aanstootgevend maakten. In Nederland was het met name de Nieuwe Katechismus waarin deze heroriëntatie gestalte kreeg. Veel minder stellig dan vroeger werd daarin de geloofsleer geformuleerd. Naar allerlei kanten toonde men veel begrip. Wel werd de gereformeerde leer van de verwerping uitdrukkelijk als ketterij veroordeeld.

Al spoedig constateerde men in Rome dat deze nieuwe openheid drastisch uit de hand ging lopen. Vandaar dat weldra de teugels werden aangetrokken. In Nederland bleek dat met name uit de benoeming van conservatieve bisschoppen van het type Gijsen en Simonis. Het celibaat werd gehandhaafd en vrouwelijke priesters bleven taboe. Ook bleef de kerk zich verzetten tegen de pil, abortus, euthanasie, echtscheiding en homoseksuele relaties. Met name op die fronten kwam het tot forse botsingen met de moderne maatschappij. En ook met velen in de eigen kerk die daar niet of nauwelijks bezwaar tegen hadden.

Interconfessioneel

De nieuwe verhouding tussen rooms-katholieken en protestanten bleek met name ook uit de vorming van het CDA. Al waren rooms-katholieken en orthodoxe protestanten in de halve eeuw voor de Tweede Wereldoorlog elkaars politieke bondgenoten geweest, de vorming van één partij was volstrekt niet aan de orde. Dat werd anders in de jaren zestig van de vorige eeuw. Al moet daarbij wel gezegd worden dat behalve de oecumenische toenadering vooral de afbrokkelende machtspositie van de drie grote confessionele partijen een belangrijke factor was om tot eenheid te komen.

Het is eigenlijk opvallend dat het CDA-model nauwelijks navolging vond. Alleen het CNV kreeg na het verdwijnen van de rooms-katholieke vakcentrale wat meer rooms-katholieke leden. De protestantse en rooms-katholieke werkgevers fuseerden weliswaar in een vroeg stadium, maar gingen later samen met het neutrale VNO.

Ook in de onderwijssector, waar (behalve in het hoger onderwijs) de verzuiling nog sterk is, zijn interconfessionele scholen nauwelijks van de grond gekomen. Onderwijs ligt nu eenmaal dichter bij de geloofsovertuiging dan politiek. Bovendien zijn veel confessionele scholen blijven bestaan, niet vanwege de principiële keuze van de ouders, maar omdat ze nu eenmaal bestonden. Het aanbod schept hier in hoge mate zijn eigen vraag en de protestantse of rooms-katholieke nestgeur was daarbij een niet-onbelangrijke factor.

Oecumene

Orthodoxe protestanten moesten de afgelopen decennia constateren dat zij zich bij een aantal actuele strijdvragen in hetzelfde kamp bevonden als de Rooms-Katholieke Kerk. Inzake de medische en seksuele moraal hielden paus en bisschoppen een strakkere lijn aan dan veel protestantse voormannen in de kerk en daarbuiten.

Welhaast automatisch leidde dat tot een zekere waardering voor Rome, ook al kon duidelijk zijn dat die afwijzing van de hedendaagse moraal door het overgrote deel van de rooms-katholieken niet werd gesteund. Maar de Rooms-Katholieke Kerk is nu eenmaal in hoge mate een hiërarchische kerk. De standpunten van de geestelijkheid, en zeker van de hogere geestelijkheid, behoeven niet representatief te zijn voor wat er onder het kerkvolk leeft.

Inmiddels zetten organisaties zoals de Evangelische Omroep en de ChristenUnie hun deuren open voor rooms-katholieken. Dat ging eigenlijk vrij geruisloos en riep slechts weinig verzet op. In veler oog is er immers geen doorslaggevende reden om de rooms-katholieke broeders buiten te sluiten. Samen dient men dezelfde Heer. De oecumene van het hart is belangrijker dan allerlei dogmatische verschillen.

Dat alles wordt gedragen door een confessioneel relativisme zoals dat vorig jaar tot uitdrukking kwam in de nationale synode. De oecumenische gedachte bekoort tegenwoordig ook velen in orthodox-protestantse kring. Daarbij komt het besef dat christenen in de moderne samenleving in een minderheidspositie zijn terechtgekomen. Net als de Vroege Kerk. Dat men in de hoek zit waar de slagen vallen. Zijn protestanten en rooms-katholieken die hun geloof serieus nemen daarom niet op elkaar aangewezen?

Vraag en antwoord

Bovendien komt de huidige paus herhaaldelijk met publicaties en uitspraken die ook in orthodox-protestantse kring op instemming kunnen rekenen. Zijn studies over Jezus van Nazareth werden veelal positief ontvangen. Vorige maand had de paus tijdens zijn bezoek aan Duitsland een ontmoeting met de leiding van de protestantse EKD. Hij sprak ze aan als geliefde broeders en zusters. Bovendien wees hij hen op de betekenis van Luthers brandende vraag naar een genadig God.

Dat laatste is zeker positief. Het zou wel eens kunnen zijn dat de paus een stuk orthodoxer is dan velen in de EKD. Dat zegt dan wel ook wat over het confessionele gehalte van deze Duitse kerk. Wat is daar nog over van de erfenis van Luther?

Maar al is het te waarderen dat Benedictus XVI aandacht vroeg voor de relevantie van Luthers vraag, veel belangrijker is uiteraard het antwoord dat hierop gegeven wordt. Op dat punt scheiden de wegen van Rome en de Reformatie. Bij Rome is het zo dat God Zijn genade niet zal onthouden aan hen die doen wat ze kunnen doen. Zowel als het gaat om de goede werken als om de verootmoediging ten opzichte van God. Goddelijke genade en menselijke vroomheid worden zo met elkaar verbonden. Een mens moet met de genade meewerken, zo geldt vanouds in rooms-katholieke kring.

Luther heeft met die coöperatiegedachte radicaal gebroken. Hij stelt daartegenover dat er van de kant van de mens niets aan Gods genade voorafgaat „dan een afkeer ervan, ja een vijandschap ertegen.” Het enige wat een mens geschikt maakt voor de genade is „de eeuwige verkiezing en predestinatie van God.”

Die tegenstelling is nog steeds wezenlijk. Daarnaast hebben we andere fundamentele bezwaren tegen Rome, variërend van de Mariaverering tot het primaat van de paus. Tegelijkertijd hoeft het ons niet te verbazen dat protestanten (of ze zich nu evangelisch noemen of gereformeerd) die nauwelijks nog weet hebben van de diepe vijandschap van de mens en de radicaliteit van Gods genade, zich aangesproken voelen door de huidige paus en toenadering zoeken tot Rome. Als christenen voelt men zich met elkaar verbonden.

Uiteraard moeten we in onze verhouding tot Rome rekening houden met de gewijzigde omstandigheden. De fronten zijn veranderd. De huidige bedreigingen zijn andere dan in de 16e eeuw. De secularisatie is duidelijk een groter gevaar dan de aantrekkingskracht van de Rooms-Katholieke Kerk. Op wereldschaal bezien hebben Bijbelgetrouwe christenen meer te vrezen van de islam dan van Rome.

Waar vanuit de Rooms-Katholieke Kerk verzet wordt aangetekend tegen een libertijnse moraal en tegen een vrijzinnig Jezusbeeld, kunnen en moeten wij dat met instemming begroeten. Maar weldra scheiden de wegen. En dat op fundamentele punten. Zo is dan toch anno 2011 de kerkhervorming nog actueel en relevant.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer