Het provinciebestuur rept over „een groot actueel woningtekort.” Dat komt mede door de almaar groeiende druk van buitenaf en de vertraagde oplevering van woningen in Leidsche Rijn. Allerlei ingewikkelde procedures en regelgeving voor de bouw van huizen vertragen het productieproces, aldus GS.

In de komende tien jaar moeten volgens het provinciebestuur 65.000 woningen worden gebouwd om het tekort van 7 procent terug te brengen naar 3,3 procent. Ruimte hiervoor moet zoveel mogelijk gezocht worden binnen de huidige bebouwing. Utrecht wil dat doen door bijvoorbeeld bedrijven te verplaatsen naar bedrijventerreinen en de vrijkomende locaties te bestemmen voor woningbouw.

De stadsgewesten Utrecht en Amersfoort zijn aangewezen regio’s voor de opvang van de groei. Veenendaal en Woerden vervullen een functie als regionale opvangkern voor respectievelijk Zuidoost-Utrecht en Utrecht-West. Voor een groot deel van de geplande nieuwbouw staat de locatie al vast. Utrecht moet nog op zoek naar een locatie voor 28.000 woningen. „Het is onze ambitie om ten minste 50 procent in het bestaand stedelijk gebied te realiseren”, zo staat in het ontwerpstreekplan.

De provincie Utrecht gaat ook in overleg met Flevoland om een deel van de woningnood in de regio van Almere te lenigen. Volgens een akkoord met het Rijk zou Flevoland zo’n 7000 woningen bouwen om de druk op Utrecht te verminderen. In onderling overleg moeten die afspraken nader worden ingevuld.

De provincie maakt zich ook zorgen over de grootschalige naoorlogse flatwijken in Utrecht. Het woningtekort zorgt er nu nog voor dat in deze wijken geen leegstand bestaat, maar de eerste problemen op het gebied van verhuurbaarheid tekenen zich inmiddels af, aldus GS. „Deze wijken voldoen niet meer aan de moderne wooneisen en de leefbaarheid gaat vaak achteruit.”

Utrecht staat niet alleen onder druk door de verstedelijking, ook de drukte op de verkeerswegen neemt nog steeds toe. Het wegennet is overvol, aldus GS. Toch is de provincie „zeer terughoudend” om nieuwe wegen aan te leggen. „Uitgangspunt is eerst een betere benutting van de bestaande infrastructuur voor de auto.”