„Te weinig oog voor familie ggz-cliënt”
AMERSFOORT – Familieleden van cliënten in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) krijgen te weinig informatie en worden onvoldoende betrokken bij de behandeling. Dat geldt ook als zij daar wettelijk recht op hebben.
Dat stelt het Fonds Psychische Gezondheid op basis van een enquête die het in samenwerking met het Landelijk Platform GGz heeft gehouden. Hieraan namen 291 mensen deel. De uitkomsten werden maandag bekendgemaakt in het kader van de Landelijke Dag Psychische Gezondheid.
Meer dan de helft van de familieleden die toestemming hebben van de cliënt, krijgt geen informatie over de diagnose. Nog minder mensen krijgen informatie over de behandeling. De helft van betrokkenen zegt dat er geen afspraken zijn gemaakt over de rol van de familie tijdens de behandeling.
De organisatie noemt het opmerkelijk dat „zelfs de mensen die wettelijk recht hebben op bepaalde informatie –ouders, mentoren of curatoren– nauwelijks betrokken waren bij de behandeling.” Het fonds spreekt van „een ernstig signaal voor de ggz.”
Op de vraag of de familie zelf hulp of ondersteuning van de instelling heeft ontvangen, antwoordt 62 procent ontkennend. Algemene informatie over mogelijkheden binnen instellingen voor familieleden, zoals informatieavonden en cursussen, wordt „mondjesmaat” gegeven, aldus het fonds.
Als familie goed kan omgaan met de ziekte van de cliënt is zij beter in staat hem te ondersteunen, stelt de belangenbehartiger van mensen met psychische problemen en hun omgeving. „Ondersteuning van familie kan herstelbevorderend zijn. Daarom is het van belang dat hulpverleners de zorgfunctie van de familie erkennen en familieleden ondersteunen en informeren.”