Binnenland

Mediahistoricus Beunders: Zorg over tv leefde breed

Een machtig universum. Zo noemt mediahistoricus prof. dr. Henri Beunders de televisie. „Tv is een nepwereld.”

J. Visscher

8 October 2011 08:47Gewijzigd op 14 November 2020 17:02
Foto's ANP/EPA
Foto's ANP/EPA

Nee, zijn beschouwingen over de invloed van zestig jaar televisie in Nederland zijn niet louter alarmerend. „Ik zeg niet dat de tv heeft geleid tot een platte en vulgaire samenleving. Zo’n stelling valt immers niet vol te houden”, zegt Beunders, hoogleraar geschiedenis van maatschappij, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „De televisie biedt een venster op de wereld. Die heeft geleid tot een cultuur van een vrij hoge middelmaat. We wonen niet meer in een plaggenhut op de Drentse hei.”

Tegelijk ziet Beunders dat de televisie de maatschappij heeft „ontwricht.” „Het lijkt erop dat de tv-werkelijkheid belangrijker is geworden dan de echte werkelijkheid, waarbij je op je fiets met je pakketje brood naar je werk gaat. En dat terwijl de tv voor een belangrijk deel een groot toneelstuk is. Een nepwereld.”

Willoze mens

De „angst” voor gevaren van televisie is tientallen jaren een „dominante factor” in de Nederlandse maatschappij geweest, schetst de mediahistoricus. „Die zorg over de gevaren van bewegende beelden leefde breed in de samenleving. Niet alleen in de gereformeerde zuil, ook in bijvoorbeeld sociaaldemocratische kring. Er bestond als het ware een enorm ontzag voor de tv, maar ook voor radio en bioscoop.

Bij de introductie van de tv, in 1951, zei toenmalig staats­secretaris Cals van Onderwijs niet alleen dat de televisie grote positieve mogelijkheden bood. Hij zette juist ook de gevaren zwaar aan. Er was alom vrees dat de tv zou leiden tot de inhoudsloze en willoze mens, die voortaan passief op de bank zou blijven zitten. ”

Van het idee om met de televisie de burgerij tot een hogere cultuur te bewegen, is nauwelijks iets terechtgekomen, constateert Beunders. „De gedachte was om het grote publiek te interesseren voor concerten, dans, balletvoorstellingen en opera. Dat lukte niet. Dergelijke cultuuruitingen komen niet tot hun recht via kleine tv-beeldschermen. Al biedt de breedbeeld-tv nu wel meer mogelijkheden.”

Feit is dat de burgers voor een belangrijk deel geïnteresseerd zijn in verstrooiende tv-programma’s, stelt Beunders vast. „Mensen willen lachen. Denk aan een soapserie als Goede Tijden Slechte Tijden. Populair zijn ook talkshows en natuurlijk voetbal.”

Carnaval

Leidt een populair tv-programma als Oh Oh Cherso (van de commerciële tv-zender RTL), waarin een groep jongeren niet bepaald uitblinkt in fatsoen, tot een maatschappij waar asociaal gedrag steeds meer de norm wordt?

„Ik ben daar niet zo bang voor”, reageert Beunders. „Ik zie zo’n programma, zo plat als een dubbeltje, als een soort carnaval. Kijkers kunnen ontsnappen aan het pr-keurslijf waarin ze zitten. De meeste Nederlanders spelen in het dagelijks bestaan een rol: Hoe kom ik over? Heb ik wel een vlotte babbel? Sta ik lachend op Facebook? Veel jongeren moeten zich voortdurend netjes gedragen, op bijvoorbeeld de universiteit. Door een programma als Oh Oh Cherso kunnen kijkers zich even laten gaan. Mijn drie kinderen kijken ook. Ze lachen erom en zijn eigenlijk geschokt dat er nog zulke types bestaan.”

Omdat mensen inzien dat veel op televisie toneelspel is, snakken ze naar programma’s met authentieke verhalen, signaleert Beunders. „Daarom is emotietelevisie zo populair. Een man die vertelt over het overlijden van zijn zoon na een auto-ongeval. „Dit is echt”, denken we dan. Denk aan populaire programma’s als Boer zoekt vrouw. Of Hello Goodbye, over ontmoetingen op Schiphol. Iemand die zijn familie in de armen sluit. Waarbij je je dan ook weer moet afvragen of er een spel wordt gespeeld.”

Programmamakers kunnen in Nederland niet zomaar ongebreideld alles op de beeldbuis tonen, schetst de mediahistoricus. „Tot op de dag van vandaag bemoeit de overheid zich wel degelijk met wat er op televisie te zien is. Zo kregen omroepen als WNL (Wakker Nederland, ontstaan op initiatief van De Telegraaf, JV), jongerenomroep BNN en ouderenomroep MAX een plaats in het bestel. Er zijn regels over op welk tijdstip een bepaald programma mag worden uitgezonden. In Nederland kennen we de Kijkwijzer, een systeem waarbij de sector zichzelf reguleert. Bijvoorbeeld op het gebied van taalgebruik in programma’s.

Er is in ons land geen sprake van censuur vooraf. In de jaren dertig van de vorige eeuw gebeurde dat af en toe nog wel. Zo is de VARA een paar keer ge­boycot, omdat de overheid vond dat die omroep iets te positief was over bijvoorbeeld de muiterij op het Nederlandse oorlogsschip De Zeven Provinciën in 1933, die voortkwam uit onvrede over het arbeidsloon. Zelf ben ik niet tegen een bepaalde vorm van censuur. Ik zou niet graag willen dat overdag op tv zomaar allerlei moordpartijen en verkrachtingen kunnen worden getoond.”

Krachtige boodschap

Hoe beziet Beunders de weerstand tegen de televisie in orthodox-christelijke kring? In menig tv-programma is bijvoorbeeld overspel eerder regel dan uitzondering. „Ik kan me de bedenkingen wel voorstellen. Je moet inderdaad goed zoeken om een tv-programma te vinden waar niet een van de Tien Geboden wordt overtreden.

Toch vind ik niet dat er door de jaren heen alleen maar meer gore tv-programma’s op televisie zijn verschenen. Integendeel. In de jaren negentig was er meer porno op televisie te vinden dan nu. Een programma als Seks voor de Buch is van de buis verdwenen.”

In hoeverre veranderde de tv het politieke debat? Weet alleen de goedgebekte politicus nog kiezers te trekken? Leven we in een mediacratie, waar je alleen met oneliners nog kunt scoren?

„Het antwoord op die vraag is ingewikkeld”, zegt Beunders. „In vroeger tijden kon een politicus invloed uitoefenen door een artikel in de krant te schrijven. Toen de tv kwam, moesten politici zich aanpassen. Ze moeten voor een groot publiek een verhaal kunnen houden, op een vlotte manier. En ze dienen leuk over hun privéleven, hun kat en hond, te kunnen praten. In de jaren zestig verdween een generatie politici die daar niet geschikt voor was.

Toch red je het niet met alleen maar een vlotte babbel op televisie. De geschiedenis toont aan dat je zeker ook een krachtige boodschap moet hebben en dient te kunnen verwoorden wat er leeft in de samenleving. Daarom zijn Colijn, Drees, maar ook Fortuyn en Wilders populair. Denk ook aan Obama. Anders is dat bij mensen als Emile Ratelband, Rita Verdonk en Peter R. de Vries. Die zijn best vlot op tv, maar toch is hun politieke carrière mislukt.”

Kunstmatig

Op de beeldbuis zijn dag in dag uit leed en ongerechtigheid te zien. Uitgemergelde kinderen, slachtoffers van aanslagen, mensen die getroffen zijn door een natuurramp. Stompen al die schokkende beelden kijkers af?

„Ja. Als je honderd keer een slachtoffer van een aanslag ziet, raakt je dat de honderdste keer minder. Tv is een kunstmatig medium. Als je buurman een ongeluk krijgt, ren je er meteen op af. Als je op tv ziet hoe mensen in Somalië honger lijden, kun je niet in de benen komen. Je kunt alleen geld overmaken, gaan huilen, of de tv uitzetten. Dat heeft iets frustrerends.”

Hoe verklaart Beunders de populariteit van de uitzending van Peter R. de Vries over Joran van der Sloot in 2008? De jongeman deed in een terreinwagen, die voorzien was van een geheime camera, tegenover een under­coverinformant ontboezemingen over de dood van de Amerikaanse Natalee Holloway. De uitzending werd door meer dan 7 miljoen mensen bekeken. „De spanning rond deze uitzending werd in reclames vooraf opgevoerd. Bovendien is interesse in moord en doodslag eeuwenoud. Detectives vinden gretig aftrek. Dit ging om een echte moord op een jonge vrouw, die zelf halfdronken was. Kijkers konden als het ware in het hoofd van Joran van der Sloot kijken, toen hij daar in die jeep van alles vertelde. Dat is de ultieme openheid op tv.”

Dit is de derde aflevering van een serie over zestig jaar tv in Nederland. Woensdag aflevering 4.


Henri Beunders

Henri Beunders is sinds 1990 hoogleraar geschiedenis, media en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij schreef diverse publicaties op het terrein van media en maatschappij. Van zijn hand zijn onder meer ”De strijd om het beeld. Over de behoefte aan censuur” (Den Haag, 1994), ”De verbeelding van de wereld. De wereld van de verbeelding” (Amster­dam, 1998, essays), ”Wat je ziet ben je zelf. Big Brother: lust, leven en lijden voor de camera” (Amsterdam, 2000) en ”Publieke tranen. De drijfveren van de emotiecultuur” (Amsterdam, 2002).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer