Omarmen evolutie opstap naar ontkerkelijking
AMSTERDAM – De acceptatie van de evolutietheorie binnen de kerk is een opmaat naar kerkverlating en secularisatie, zo bleek vrijdag tijdens het door de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam georganiseerde debat ”Waar komen we vandaan?”
Sympathie voor het creationisme was vrijdag tijdens het debat nauwelijks te bespeuren bij de inleiders en de forumleden. Slechts prof. dr. Gijsbert van den Brink vormde daarop een gunstige uitzondering.
Onder meer theoloog en forumlid Taede Smedes parkeerde het creationisme samen met het atheïsme in de hoek van de ideologieën. Tekenend voor de moeite die sommige aanwezigen hadden genomen om zich te verdiepen in het Bijbelse creationisme was de opmerking van promovendus Wolter Huttinga, een van de inleiders: „Nee sorry, daar heb ik geen zin in.”
Wetenschappers als Huttinga staan model voor christelijke theologen die het darwinisme een gewaardeerde plaats hebben gegeven in hun denken.
Hoe kon het zo ver komen in kerkelijk Nederland? Het waren de moderne vrijzinnige theologen die de weg plaveiden voor de evolutieleer in de kerk, aldus theologe Mirjam Buitenwerf. „De evolutietheorie was toen nog lang niet voor iedereen acceptabel. Er waren echter theologen die deze theorie wel serieus namen en een poging deden om die inzichten te vervlechten met hun theologie.”
Ze hielden preken en schreven romans om de tegenstelling tussen het christelijk geloof en de evolutietheorie weg te poetsen. Het was hun idee beide werelden te combineren tot een samenhangend geheel, aldus Buitenwerf. „En om strijdigheden tussen de letterlijke interpretatie van de Bijbel en de evolutietheorie het hoofd te bieden pasten de modernen de exegese aan. De Bijbelse voorstelling van een door God geschapen aarde moest worden losgelaten.”
In de praktijk leidde dat ertoe dat deze theologen stelden dat God de evolutie heeft gestuurd door middel van de natuurwetten en het proces van natuurlijke selectie is doelmatig. „De Vader in de hemelen wil vooruitgang”, zo citeerde Buitenwerf de predikant P. H. Hugenholz.
Het probleem bleef echter dat Darwins leer het principiële onderscheid tussen aap en mens ophief. „Als de mens geen ziel zou hebben, hoe zou hij dan nog in de hemel kunnen komen?” zo vatte de theologe het ontstane probleem samen. Geen nood. De modernen introduceerden daarom het idee van de geestelijke ontwikkeling. Die hadden mensen voor op apen, met wie ze wel een vergelijkbare lichamelijke ontwikkeling zouden kennen. Als bewijstekst hiervoor voerden ze aan 1 Kor. 15:44: „Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt.”
Vrijdenkers als Multatuli beschuldigden de modernen van huichelarij. Ze stelden: „Zet nu ook die laatste stap naar het atheïsme.” Kerkleden namen die consequentie ten slotte wel: vanaf 1920 keerde een toenemend aantal mensen de Hervormde Kerk de rug toe.
In de Gereformeerde Kerk van die dagen leefde bij de VU-hoogleraren Kuyper en Bavinck het idee van een christelijke natuurwetenschap die zich onderwerpt aan de Bijbel. Bavinck had zich verdiept in de consequenties van de evolutietheorie, en kon die niet verenigen met zijn opvatting van de mens als kroon op de schepping. Hij noemde de evolutietheorie een „antichristelijke, anticulturele en antiwetenschappelijke ideologie”, aldus promovendus Wolter Huttinga.
Het vasthouden aan de letterlijk historische opvatting van Genesis was er de oorzaak van dat in de Gereformeerde Kerk de evolutietheorie tot 1950 nauwelijks werd geaccepteerd, ontdekte historicus Hittjo Kruyswijk.
Dat veranderde toen hoogleraren als J. Lever en G. J. Sizoo in de jaren 60 de evolutietheorie en de miljoenen jaren begonnen te propageren op de VU. Theologen als J. L. Koole en H. M. Kuitert konden met een beroep op deze hoogleraren gemakkelijk afstand nemen van de letterlijke historische opvatting van Genesis 1 tot en met 12.
Terwijl de Gereformeerde Kerk in 1970 nog afstand van deze ideeën nam –en Kuitert veroordeelde– omarmde ze die in 1981 alsnog. De scheppingsgeschiedenis was een –uiteraard waar– verhaal, maar niet letterlijk zo gebeurd. Kruyswijk constateert dat ze hier het absolute historische Schriftgezag verlieten ten gunste van het binnenhalen van de buiten-Bijbelse evolutietheorie. Die was sinds die tijd niet langer meer omstreden. Vanaf 1970 slaat de kerkverlating ook toe binnen de Gereformeerde Kerk.
Hoewel Taede Smedes tijdens de forumdiscussie ontkende dat het omarmen van de evolutietheorie een aanjager is geweest van de secularisatie, spreken de feiten boekdelen.