„Westerse militaire interventie in Syrië onwaarschijnlijk”
WASHINGTON ( IPS ) — Schept de kennelijk succesvolle interventie in Libië, waar door de NAVO gesteunde rebellen Tripoli bijna in handen hebben, een precedent voor militair ingrijpen in andere landen? De kans daarop is niet groot, menen analisten.
Vooral over Syrië wordt gespeculeerd. In dat land trotseert de regering van president Bashir al-Assad internationale protesten tegen zijn gewelddadige onderdrukking van de grotendeels vreedzame demonstaties van het volk. In de afgelopen vijf maanden werden meer dan tweeduizend mensen omgebracht. Zo’n tienduizend anderen werden gearresteerd en zitten gevangen, volgens de Verenigde Naties en mensenrechtenorganisaties.
Zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie (EU) riepen Assad vorige week voor de eerste keer op om af te treden. Net als bij Libië, heeft Washington het Syrische regime zware economische sancties opgelegd, vooral met betrekking tot de energiesector. Naar verwachting zal de EU snel volgen.
Onderzoekscommissie
Westerse landen riepen ook met succes de VN-Veiligheidsraad op Assad te veroordelen en ze haalden de VN-Mensenrechtenraad deze week over om een speciale onderzoekscommissie in te stellen. Die gaat waarschijnlijk na of het mogelijk is belangrijkste mensen uit het regime aan te klagen bij het Internationaal Strafhof (ICC).
De genomen stappen komen sterk overeen met die van het Westen en enkele Arabische bondgenoten tegen Khadaffi, hoewel veel analisten niet geloven in interventie door de VS of de NAVO, zoals in Libië gebeurde.
„Wat we in Libië gezien hebben was ‘sui generis’ in de zin dat de internationale steun voor ingrijpen alleen mogelijk was omdat Khadaffi door vrijwel iedereen gehaat werd, ook - en in het bijzonder - door Saoedi-Arabië en andere Arabische regeringen”, zegt Chris Toensing, directeur van het Middle East Research and Information Project (Merip) en redacteur van ‘Middle East Report’.
„Hij had geen bondgenoten en had degenen die mogelijk hadden kunnen voorkomen dat er een coalitie tegen hem gesmeed werd, van zich vervreemd”, zegt hij. Het was de Arabische Liga die half maart als eerste aan de VN-Veiligheidsraad vroeg een no-flyzone in te stellen boven Libië.
Israël
Assad krijgt nog steeds steun van Iran en in mindere mate van Irak. Saudi-Arabië en Turkije zijn zeer kritisch over Assad. Saudi-Arabië en andere Golfstaten riepen eerder deze maand hun ambassadeurs terug uit Damascus. Ze riepen, anders dan het Westen, nog niet op tot het aftreden van Assad en zullen dat waarschijnlijk ook in de toekomst niet doen.
Zelfs Israël, dat zich steeds meer zorgen maakt over de veiligheid van de grens met Egypte, is ambivalent over de Assad-dynastie, die bijna veertig jaar de vrede wist te bewaren op de Golan Hoogvlakte.
„Verandering is, wat Israël betreft, een onbekend en daarom beangstigend vooruitzicht”, schreef Uriel Heilman, hoofdredacteur van de Jewish Telegrahp Agency (JTA) deze week.
Er zijn andere grote verschillen tussen de situatie in Syrië en Libië die militaire interventie onwaarschijnlijk maken, niet in de laatste plaats het feit dat Khadaffi’s tegenstanders bijna direct de wapens opnamen en om militaire bijstand vroegen. De oppositie in Syrië heeft zich tot nu toe beperkt tot geweldloze protesten.
„En dus is militaire actie niet de gewenste koers, niet van het Syrische volk en niet van de Arabische of Europese of Amerikaanse leden van de internationale gemeenschap”, zei Victoria Nuland, woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken afgelopen week.
Sterk leger
Daarnaast wordt het Syrische leger als veel krachtiger beschouwd dan het Libische. Dat zou militaire interventie, zelfs als die beperkt zou blijven tot het afdwingen van een no-flyzone, veel riskanter maken.
„We hebben het hier over een land met een echte militaire machine, met militaire capaciteit. In Libië was dat anders”, zei Anthony Cordesman, militair expert van het Center for Strategic and International Studies (CSIS), tegen het Franse persbureau AFP. „De schaal waarop de militaire operaties bij ingrijpen moeten worden uitgevoerd, is veel groter dan in Libië. Dat brengt meer gevaar voor burgerslachtoffers en andere schade mee.”
Dat het in Libië, ondanks een agressieve campagne in de lucht en de steun van adviseurs uit Groot-Brittannië, Frankrijk en de Amerikaanse inlichtingendienst CIA op de grond, vijf maanden heeft geduurd om Khadaffi te verslaan, is een andere reden waarom westerse landen waarschijnlijk zullen afzien van militair ingrijpen.