Annemarie Fokker verzamelt kinderboeken van Van de Hulst
Pure nostalgie? Zeker. Maar volgens Annemarie Fokker-den Hartog (1967) uit Hendrik-Ido-Ambacht valt er meer te zeggen over haar enorme verzameling kinderboeken van W. G. van de Hulst (1879-1963). „Zijn verhalen hebben het karakter en het geweten van veel kinderen mede gevormd.”
Rozemarijntje, Kareltje, Fik, Peerke en al die andere kleine helden reizen haar leven lang al met haar mee. Op de boerderij in Leerbroek waar ze geboren en getogen is, woonden ook haar grootouders.
Annemarie Fokker: „Als kleuter stapte ik elke middag met een boekje van Van de Hulst onder mijn arm naar oma. Op de divan voor het grote raam las ze mij voor. Ik herinner me hoe de bladzijden steeds witter leken te worden als het ’s winters begon te schemeren. Ik had een grote, zware stoel naast oma geschoven, want ik wilde graag dicht bij haar zitten als het spannend werd.”
Spannend? „Absoluut. Alleen niet vanwege het soort woeste griezelverhalen dat nu volop verschijnt en vaak helemaal niet aansluit bij de wereld van het kind. Van de Hulst bleef veel dichterbij.”
De verzamelaarster slaat een album open en vist er een krantenknipsel uit. „In het RD las ik onlangs een treffende opmerking van columnist Peter van Olst.” Ze citeert: „Wat is dat voor ziekte om kinderboeken en tekenfilms vol te plempen met de meest afzichtelijke karakters en gebeurtenissen? Welk doel dient dat? Precies het tegenovergestelde van Van de Hulst. Bij hem gebeurt er niets, maar wordt des te meer beleefd. Vandaag de dag gebeurt het gekste, het meest bizarre en zelfs occulte, terwijl emotionele verfijning vaak ver te zoeken valt. Natuurlijk: Van de Hulst schreef vijftig tot honderd jaar geleden. Kinderen van nu beleven heftiger tijden. Maar dan zouden kinderboeken toch nog veel méér (na)zorg moeten bieden?”
Fokker beaamt dit standpunt van harte. „Van de Hulst beschrijft dingen die je zelf zou kunnen meemaken. Je broertje kwijtraken en daarover in angst zitten, dat kan jou ook overkomen. Niet alleen vroeger, maar nog steeds. In dat opzicht zit er in zijn werk toch echt iets tijdloos. Daarbij vormt hij ook je geweten. Hij waarschuwt voor dingen die je niet meer goed kunt maken. Dat is bijvoorbeeld het geval in ”Het karretje”, als het karretje kapotgemaakt wordt en niet meer gerepareerd kan worden.”
Niet minder bijzonder –vindt Fokker– is de manier waarop de schrijver laat zien hoeveel vreugde er kan liggen in kleine dingen. In een glanzende appel, een veilige bedstee, een glinsterend lichtje onder de koffiepot op donkere winterdagen. „Je ziet de dingen voor je, zoals hij ze beschrijft. Zoals hij ze schíldert met woorden…”
Hoewel ze zich als kind uiteraard nog niet zozeer bewust was van de kwaliteiten en intenties van Van de Hulst, proefde ze de sfeer die hij opriep des te beter. Al in de jaren 70 knipte ze zorgvuldig elke aflevering van ”In den Gouden Gaper” uit, dat als feuilleton in de krant werd gepubliceerd. Het plakboek waarin de knipsels stuk voor stuk opgeborgen zijn, is nu –bijna vier decennia later– nog altijd intact. Fokker schiet in de lach. „Er kwam een ”juffrouw Annemarie” in voor. Zij droeg niet alleen mijn voornaam, maar was ook nog eens een heel positieve figuur. Dus speelde ik haar graag na. Onze koeienstal stond ’s zomers altijd leeg. Ik bouwde daar met lege fruitkisten de winkel van juffrouw Annemarie.”
Een tijd lang verflauwde haar aandacht voor de legendarische kinderboekenauteur, maar toen Fokker in 1999 op een tweedehands boekenmarkt in Putten een ”Van de Hulst” vond die ze nog niet bezat, bloeide de oude liefde weer op. „Sindsdien verzamel ik alle titels van Van de Hulst, maar ik geloof niet dat de collectie ooit compleet zal zijn. Dat hoeft ook niet. Als je alles al hebt, zijn er geen verrassingen meer. Van de Hulst heeft ontzettend veel geschreven. Een stuk of honderd boeken en ook nog eens allerlei losse verhalen, bijdragen aan bundels en schoolboekjes en veel lezingen. Daarbij komt dat zijn werk telkens herdrukt is. Ik hoef niet elke druk te hebben, maar ik verzamel wel alle verschillende uitvoeringen van één titel.”
Handig hulpmiddel bij haar hobby is de website wgvandehulst.com van Andries Hibma, licht Fokker toe. Daarop staat een compleet overzicht van alle publicaties met afbeeldingen van de omslagen erbij.
De meeste aanwinsten spoort ze op via de rommelmarkten van oude hervormde kerken in de Alblasserwaard. „In zo’n streek waar altijd veel bewaard wordt, kun je ook nu nog de mooiste dingen tegenkomen. Een verzamelaar moet wel geduld hebben. Wat ik bijvoorbeeld nog zoek, is ”De wond’re plant”, een boekje van maar vijftien bladzijden dat in 1918 is uitgegeven door de Jeugdcommissie van het Nederlandsch Bijbelgenootschap in Amsterdam. En ”Een leugen?” uit 1930. Dat is ook al zo dun en dus extra moeilijk te vinden.”
Hoe zit dat met het boek ”Om twee schitteroogjes” uit 1911, dat sinds 1960 geen herdruk meer krijgt omdat het te wreed zou zijn? Fokker blijkt er desondanks maar liefst tien verschillende exemplaren van te hebben. „Het gaat over Ries”, vertelt ze, „die het vreselijk vindt dat iemand vinkjes vangt en met een gloeiende breinaald in de oogjes steekt, omdat blinde vinkjes mooier zouden fluiten. Honderd jaar geleden was dit niet ongebruikelijk. Ries weet met heldenmoed zo’n vogeltje op tijd te bevrijden. Van de Hulst schrijft: „In zijn hart was de grote blijheid. (…) Niets had hij over, geen vinkje, geen vrolijkheid in ’t zicht, maar in zijn hart bewaarde hij het heerlijke weten, een klein schepseltje gered te hebben van een vreselijk lijden…””
Het boek werd waarschijnlijk niet meer gedrukt om kinderen niet op het idee van dierenmishandeling te brengen. „Ik vrees dat er tegenwoordig nog veel wredere dingen in boeken beschreven worden, gezien de openheid van onze dagen. Daarbij is de strekking van dit boek erg positief. Ries bevrijdt, vanuit zijn gewetensnood, dit vogeltje. Hij is een voorbeeld voor alle kinderen om integer met Gods schepping om te gaan en die niet te vernielen. Een oproep die heden ten dage best gehoord mag worden. Ik heb daarom geen probleem met dit boek, dat overigens tot aan 1960 wel twaalf keer is gedrukt.”
Fokker geniet van de contacten die haar hobby mee brengt. „In 2007 vroeg het Historisch Genootschap hier in Ambacht of ik mijn boeken wilde tentoonstellen. Dat heb ik gedaan, omdat ik het kon doen naast mijn gezin en vrijwilligerswerk. Er kwamen veel enthousiaste reacties. Een vrouw riep mij op straat toe dat ze wat boekjes voor me had. Vervolgens lag de eerste druk van ”Ouwe Bram” uit 1909 op de mat!”
Gezamenlijke boekenliefde leidde tot nieuwe vriendschappen. Inmiddels geeft ze lezingen in verzorgingstehuizen en ook wel eens op een school. Ze is gevraagd om op 17 september haar collectie te laten zien op een grote boekenmarkt in Leusden en volgend jaar exposeert ze haar verzameling in Rijssen. „Inmiddels heb ik de schroom om erover te vertellen overwonnen. Het is mooi om anderen te laten delen in de dingen waarvan je zelf geniet. Bij oude mensen komen er soms prachtige herinneringen boven en schoolkinderen zet je op het spoor van boeken met een boodschap. Dat moet je als volwassene altijd stimuleren, ook door bijvoorbeeld bewust goede boeken te laten slingeren voor je kinderen. Of het nu nostalgie is of niet, de Bijbel was voor Van de Hulst toch het uitgangspunt.”
„W. G. van de Hulst vond ”Peerke” zijn beste boek”
Soms schijnt Van de Hulst bijna een synoniem voor herinneringen te zijn. Als Annemarie Fokker de topstukken uit haar collectie trekt, komt ze niet alleen met verhalen over de inhoud van het boek, maar ook met haar eigen verhaal rond dit bewuste exemplaar.
Neem een van haar oudste favorieten: ”De rode vlek”. „Mijn vader las altijd veel en vond dit een heel mooi boek. Hij heeft mij aangestoken. In de zesde klas hield ik mijn spreekbeurt over ”De rode vlek”. In dat verhaal hebben twee jongens iets gedaan, maar eentje krijgt de schuld. De ander blijft zich daar schuldig over voelen. Dan redt hij het leven van zijn vriend als er een losgebroken hengst komt aanstormen. Maar hij wordt zelf geraakt.”
Een voorbeeld dat hier een beetje op lijkt, is ”Oom Jannus met de pet” uit 1947. „Dit exemplaar is van mijn moeder geweest. Hoofdpersoon is een jongen die bij een strenge oom woont. Samen met zijn neef gaat hij op een groot water varen, hoewel dat niet mag. Het bootje slaat om. De neef loopt een ernstige hoofdwond op en krijgt de schuld. Dan zit de ander in tweestrijd. Zal hij gaan zeggen dat hij meegedaan heeft? Hij kan er niet van slapen. Als hij uiteindelijk alles opbiecht, vreest hij dat hij ervan langs krijgt. Maar dat gebeurt helemaal niet. Hij leert bij God vergeving te vragen. Heel eerbiedig wordt dat beschreven. En moet je kijken hoe prachtig Van de Hulst junior die jongen getekend heeft! Hier zit hij met zijn gekwelde geweten, eenzaam op de trap. Ik weet nog hoe ik als kind met hem meevoelde, en ik krijg er altijd weer een brok van in mijn keel. Van de illustraties die W. G. van de Hulst junior bij de boeken van zijn vader maakte, heb ik overigens ook altijd genoten. Als kind probeerde ik ze vaak na te tekenen.”
Wie de wenteltrap oploopt om op de tweede verdieping van huize Fokker de Van de Hulstbibliotheek te bezichtigen, passeert menige tekening van de zoon en naamgenoot van Van de Hulst. Origineel, ja. „Via de gezinsbeurs Wegwijs kwam ik erachter dat er in het toenmalige atelier van ‘junior’ een verkoop zou worden gehouden. Daar heb ik verschillende originele tekeningen kunnen kopen.”
Veel boeken van Van de Hulst raken je hart, stelt Fokker. Wat haar betreft geldt dat bij uitstek voor ”Peerke en zijn kameraden”, over een jongen die tijdens de Eerste Wereldoorlog beide benen is kwijtgeraakt. „Van de Hulst zelf vond dit zijn beste boek. Het gaat heel diep. Tijdens de bezetting in de jaren 40 was het trouwens verboden. Na de oorlog kampte de uitgeverswereld met papierschaarste, zodat het boek met een omslag van een soort kladpapier verscheen. Erg kwetsbaar natuurlijk. Ik heb er toch een gevonden die nog heel mooi is, maar zo zie je deze uitgave zelden meer.”
Ook met de eerste druk van ”Er op of er onder” is Fokker blij. „Dat komt door het verhaal dat erbij hoort. In het Reformatorisch Dagblad zag ik een schakeltje waarin een vrouw een boek zocht. Ik had dat boek en wilde het eigenlijk niet kwijt. Toen de advertentie voor de tweede keer langskwam, heb ik het toch maar opgestuurd. Ze was er zo blij mee dat ik heel veel mooie boekjes terugkreeg, waaronder deze eerste druk! Er zat een ontroerende brief bij. Om stil van te worden.”