Nederland als de vieze man van Europa
Eind 2010 begon een vijftiental hoogleraren een protestactie tegen de vijf geplande nieuwe kolencentrales in Nederland. Inmiddels omvat deze groep bijna zeventig hoogleraren.
De hoogleraren richtten zich in een open brief tot de energiebedrijven met het verzoek te stoppen met het bouwen van kolencentrales in Nederland. In de open brief werden de belangrijkste bezwaren tegen kolencentrales nog eens op een rijtje gezet.
Ze zijn overbodig: de Nederlandse voorzienings- en leveringszekerheid is gegarandeerd zónder kolencentrales. De geplande kolencentrales zijn grotendeels bedoeld voor de export van elektriciteit.
Ze zijn enorm vervuilend: ze produceren enorme hoeveelheden fijnstof, roet, stikstofoxide en zware metalen.
Ze dragen sterk bij aan klimaatverandering: een grote kolencentrale produceert 6 tot 8 miljoen ton CO2 per jaar, net zo veel als 1,5 tot 2 miljoen auto’s per jaar.
Ze zijn schadelijk voor de volksgezondheid: mensen worden er ziek van (astma en andere luchtwegaandoeningen) en sterven er zelfs aan.
Kolencentrales verdringen duurzame energie: ze gaan veertig jaar mee en zijn niet flexibel, waardoor ze duurzame energie uit de markt verdringen en de noodzakelijke transitie naar duurzame energie ernstig vertragen.
Maar wellicht het belangrijkste argument tegen kolencentrales is dat ze niet meer van deze tijd zijn. Ze horen bij het industriële tijdperk waarin fossiele energie gebruikt werd om in de energiebehoeften te voorzien. Nu is het tijdperk aangebroken van schone energie, waarbij de mens duurzaam met de aarde en zijn hulpbronnen omgaat. Dit verklaart ook het wereldwijd toenemende verzet tegen kolencentrales. In de Verenigde Staten is meer dan de helft van de geplande 231 kolencentrales afgeblazen en krijgt slechts 10 procent een bouwvergunning. In Europa staat meer dan de helft van de zestig geplande kolencentrales ter discussie.
Er kleeft bovendien een groot risico aan de import van steenkool, die steeds lastiger en risicovoller wordt. De grote steenkoolproducenten als China, India en de Verenigde Staten gebruiken vrijwel alle steenkool voor eigen gebruik en gaan in de toekomst steenkool importeren, die uit Zuid-Afrika, Rusland en Australië moet komen. De leveringszekerheid komt dan in gevaar.
Dit alles wordt afgezet tegen het weinig rooskleurige beeld van Nederland als achterblijver op het gebied van duurzame energie. Van de 27 EU-landen scoren alleen het Verenigd Koninkrijk en Cyprus lager op het aandeel duurzame energie in het totale energieverbruik.
In 2010 is het aandeel duurzame energie zelfs gedaald tot 3,8 procent, onder andere door de afname in het verbruik van biobrandstoffen. Als daar de komende jaren nog vijf nieuwe kolencentrales bij komen, komt Nederland helemaal onder aan de Europese ranglijst te staan en haalt het de duurzaamheidsdoelstellingen voor 2020 (14 procent duurzame energie in 2020) nooit of te nimmer. Nederland wordt dan de vieze man van Europa.
Met name Groningen dreigt uit te groeien tot het nieuwe Ruhrgebied van Europa. Onder het mom van economische structuurversterking wordt daar grootschalig geïnvesteerd in kolenenergie. Twee derde van de te investeren 25 miljard euro gaat naar fossiele energie en een derde naar duurzame energie, vooral in wind en biomassa (hoewel bepaalde vormen van biomassa ook heel onduurzaam zijn). Het structurele effect op de (regionale) economie van fossiele energie wat betreft werkgelegenheid, kennis en innovatie is echter gering.
De toegevoegde economische waarde per geïnvesteerde euro is voor duurzame energie nadrukkelijk hoger (factor 2-3) dan voor fossiele energie. De kans dat de Eemshaven op termijn eindigt als ‘economische woestijn’, zoals Zuidoost-Limburg na de sluiting van de kolenmijnen, is levensgroot.
Als antwoord op de open brief van de hoogleraren werden zij uitgenodigd door de energiebedrijven (Nuon, Essent, Electrabel en E.ON) voor een dialoog. De afgelopen maanden maakten de hoogleraren een ronde gemaakt langs deze energiebedrijven. Zo vond een dialoog plaats tussen wetenschap en bedrijfsleven op hoog strategisch niveau.
Bij elke sessie zaten vijf hoogleraren tegenover de directies van de energiebedrijven. De afstand tussen de werelden van wetenschap en energiebedrijven bleek groot te zijn. Op basis van deze dialoog komt de actiegroep tot de volgende bevindingen en conclusies.
Het besluit van Nuon om het kolendeel van de nieuwe ”multi-fuel” centrale in de Eemshaven voorlopig (tot 2020) niet te bouwen, is een positief resultaat. Niettemin hadden de hoogleraren liever afstel dan uitstel gezien.
De andere energiebedrijven (Essent, Electrabel, E.ON) gaan gewoon door met de bouw van de geplande kolencentrales en zijn voorlopig niet op andere gedachten te brengen. Wel erkennen zij dat het einde van grote elektriciteitscentrales in zicht is en geven zij toe dat zij anno 2011 niet meer zouden besluiten om een kolencentrale te bouwen.
De energiebedrijven nemen nog geen eigen verantwoordelijkheid voor de transitie naar duurzame energie. Zij vinden dat ze al veel doen op het gebied van duurzame energie, sommige bedrijven vinden zich zelfs koploper op dit terrein, terwijl dat niet wordt gestaafd door cijfers en investeringsbedragen.
De innerlijke motivatie om snel over te schakelen op duurzame energie ontbreekt bij de energiebedrijven. Zij wijzen vooral naar de overheid (onbetrouwbaar en inconsistent) en naar de slecht functionerende markt voor CO2-emissiehandel (met een te lage prijs voor CO2).
Het ontbreekt aan een langetermijnvisie voor duurzame energie bij de energiebedrijven. Vijf jaar is al lang, laat staan denken in decennia. Ook mist men een heldere investeringsstrategie voor duurzame energie.
Decentrale energieopwekking is een blinde vlek bij de energiebedrijven. Men onderschat de revolutie die al gaande is: een op de vier huishoudens kan in 2025 zijn eigen energie opwekken. Deze omwenteling wordt onvoldoende (h)erkend en wordt ook nog niet meegenomen in de toekomstprojecties voor energiegebruik.
Deze bevindingen stemmen tot zorg en de groep hoogleraren heeft daarom besloten met de actie door te gaan. Enerzijds willen ze de maatschappelijke druk op de energiebedrijven verder opvoeren om toch te stoppen met de kolencentrales in aanbouw. Hiervoor gaat de actiegroep zich de komende tijd nadrukkelijker richten op de consument, om te proberen die te bewegen over te stappen naar echt groene energiebedrijven. Ook loopt er nog een rechtszaak tegen Essent aangaande de nieuwe centrale bij de Eemshaven.
Twee hoogleraren van de actiegroep waren onlangs getuigen-deskundigen bij een rechtszaak die is aangespannen door een aantal milieu- en natuurorganisaties (waaronder Greenpeace, Natuur en Milieu, Natuurmonumenten en Waddenvereniging).
Anderzijds wil de groep de dialoog met de energiebedrijven continueren. Die zou zich toe moeten spitsen op de langetermijnvisie en -strategie voor duurzame energie. Dat is hard nodig, want in Nederland lijkt zich een tegenovergestelde verandering te voltrekken. Daar waar in Duitsland een ”Energiewende” gaande is naar een volledig duurzame energievoorziening tussen 2030 en 2050, met Angela Merkel als groene motor, is er in Nederland sprake van een zwarte transitie naar kolen- en kernenergie onder het mom ”vooruit naar vroeger”, met minister Verhagen als zwarte motor.
De auteur is hoogleraar duurzaamheid en transities aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De maatschappelijk gedreven wetenschapper heeft 200 publicaties op zijn naam staan. Hij is voorzitter van de stichting Urgenda, een actieorganisatie voor duurzaamheid en innovatie die Nederland sneller duurzaam wil maken, samen met bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en particulieren. www.janrotmans.blogspot.com