Binnenland

Dijkhuisje Brakel bleef ondanks felle brand

BRAKEL – Om hen heen brandden de huizen en hooibergen af. Maar het woninkje van de godvrezende Egbert Klop en Lena Klop-van Balen bleef staan. Door een wonder overleefde het echtpaar de brand die Brakel op 23 juli 1911 trof, morgen honderd jaar geleden.

22 July 2011 10:05Gewijzigd op 14 November 2020 15:55
BRAKEL – Teunis en Gerry den Tek voor hun huis aan de Waaldijk in Brakel. Het is zaterdag honderd jaar geleden dat het dorp werd getroffen door een felle brand. De woning (foto) waar destijds het echtpaar Klop-Van Balen woonde, bleef wonderlijk gespaard.
BRAKEL – Teunis en Gerry den Tek voor hun huis aan de Waaldijk in Brakel. Het is zaterdag honderd jaar geleden dat het dorp werd getroffen door een felle brand. De woning (foto) waar destijds het echtpaar Klop-Van Balen woonde, bleef wonderlijk gespaard.

In Brakel, ruim 10 kilometer ten westen van Zaltbommel, herinnert niets meer aan de brand die een eeuw geleden ongeveer een kwart van het dorpje in de as legde. Mensen weten wel iets van het verhaal, maar ook de historische vereniging moet de boeken erbij pakken om de details te vinden. Wat wazige foto’s, enkele gedichten en beknopte beschrijvingen, meer is er niet.

In het boekje ”U smeekten zij, van mensen hulp ontbloot” van C. van Rijswijk staat de gebeurtenis tussen 24 andere verhalen beschreven.

Er zijn ook geen monumenten die verwijzen naar de brand. Maar het huisje van Egbert en Lena staat er nog wel. Het pand aan de Waaldijk 103 wordt nu bewoond door Teunis en Gerry den Tek. Hij is heel in de verte familie van de vorige bewoner, ook een Den Tek.

Het huis is nog even groot als honderd jaar geleden. Ook de vorm is niet veranderd. Verder is er weinig meer van te herkennen. Ook de omgeving is totaal anders. Aan de andere kant van de dijk stonden huizen, maar door een dijkverzwaring moesten die weg.

Den Tek heeft nu vrij uitzicht op de rivier. In zijn woning hangt een gedicht over de brand. „Het gedicht blijft in dit huis. Het gaat over van bewoner op bewoner.”

De brand van Brakel (op de wijs van ”Hoger dan de blauwe luchten”)

In het lief’lijk dorpje Brakel

liggend in de Bomm’lerwaard,

is een halve eeuw geleden

iets gebeurd, ’t vermelden waard.

’t Was een droge, hete zomer,

water was er bijna niet,

terwijl ’t weiland aan de dieren

o zo weinig voedsel biedt.

Brakel had veel rieten daken,

ze zijn nog van vroeger tijd.

In de zomer zeer gevaarlijk.

Dit bleek uit een droevig feit,

Op een hete zondagmiddag

brak er uit een felle brand.

Deze tijding ging al spoedig

door ons ganse vaderland.

In die tijd was ’t dorp van Brakel

sieraad van de Bomm’lerwaard.

Aldaar woonden vele vromen,

’t dorp was wijd en zijd vermaard.

Om het and’re huis een vrome,

vele armen; toch zeer rijk.

’s Zondags hoord’ men Psalmen zingen

in dat dorpje aan de dijk.

Toen zeer vele huizen brandden,

zag men er nog eentje staan,

dat te midden van de andere

niet in vlammen op mocht gaan.

Achttien jaren lag een zieke

in die woning reeds te bed.

Rustig lag hij op zijn leger;

Eng’lenwacht bleek neergezet.

Man was ziek, de vrouw des huizes

was van God die dag beloofd,

dat het ’t kwade niet zou deren

En geen haar viel van hun hoofd.

Links en rechts gaat ’t op in vlammen;

’t Tweetal wordt bedreigd door ’t vuur.

Maar de Heere spaart hun woning.

Hij verkwikt ter goeder uur.

Heel het dorp was zeer verwonderd

en in heel de Bomm’lerwaard,

evenals zeer ver daar buiten,

hoort men hoe God beiden spaard’.

Toen de Prins-gemaal kwam kijken,

werd dit wonder hem gemeld,

en men heeft toen aan Prins Hendrik

’s Heeren wondermacht verteld.

Ruim een halve eeuw geleden,

maar nog niet vergeten, hoor!

God heeft wonderlijk geholpen.

Hij hielp uit en Hij hielp door.

Vele vromen reeds gestorven,

afgereisd naar ’t Vaderland.

Nog vertelt men ginds in Brakel

al de wond’ren van Gods Hand.

Een paar dagen voor de brand van 23 juli 1911 spreekt Lena Klop-van Balen een dorpsgenoot. Ze zegt dat er iets gaat gebeuren, maar dat ze niet weet wat dat is. In haar hart krijgt ze woorden uit Psalm 91: „Aan uw zijde zullen er duizend vallen en tienduizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.” Het is een droge periode. De waterstand is laag en vrijwel al het hooi is binnengehaald.

Op zondag 23 juli, kort na de middag, breekt er door onbekende oorzaak brand uit bij een van de woningen. Een westenwind jaagt het vuur op. Om­wonenden bonzen op de deur bij Lena en Egbert, die ziek op bed ligt. Een familielid wil Egbert met een kruiwagen vervoeren.

Het echtpaar blijft echter. Van de ongeveer 200 tot 250 woningen in het dorp worden er 39 verwoest, evenals 16 hooibergen en 42 hooimijten. De brand is zo hevig dat sommige mensen aan de overkant van de Waal denken dat de wereld vergaat.

Het huisje van Egbert en Lena blijft overeind. Wanneer na enkele dagen prins Hendrik het getroffen dorp bezoekt, ziet hij het huisje. Lena vertelt hem over de voorzienigheid van de Heere.

Hoe heeft deze brand, die geen levens eiste, zo’n groot gebied kunnen verwoesten? „Veel mensen in Brakel waren straatarm”, zegt Viola van Vossen, secretaris van de historische werkgroep De Vier Heerlijkheden. „Ze woonden in kleine huizen dicht op elkaar. De meeste huizen hadden rieten daken en stonden op de dijk, omdat die hoog was. Tussenin stonden hooibergen.”

Om brand te voorkomen, golden strenge voorschriften. „Mensen moesten letten op hooibroei. Buiten mochten ze niet roken en ze kregen een boete als ze de schoorsteen niet veegden.” Toch woedden er volgens haar met regelmaat branden. „Wanneer mensen onzorgvuldig stookten of hooibroei niet op tijd werd opgemerkt, kon er brand ontstaan. Of door onvoorzichtige kinderen of door een stuk glas waardoor de zon op het hooi scheen.”

Het huisje van Egbert en Lena bleef echter staan…

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer