Petitie is niet meteen burgerinitiatief
DEN HAAG – Aan Hagenees Henk Bres, voormalig seksclubhouder, zal het niet liggen. In vijftien dagen tijd tekenden ruim 54.000 Nederlanders zijn petitie waarin hij het verbieden van pedofielenclub Martijn bepleit. Zes vragen.
Hoe luidt de petitie van Bres?
„Wij, de gewone Nederlander, constateren dat pedofielenpartij Martijn geen bestaansrecht moet/mag hebben in Nederland, omdat deze partij ervoor pleit dat seks met kinderen/peuters of baby’s moet kunnen.”
Wat wil hij daarmee?
Bres wil de petitie, inclusief de steunbetuigingen, aanbieden aan minister-president Rutte, vicepremier Verhagen en PVV-leider Wilders. Anders gezegd, door er een politieke kwestie van te maken, hoopt hij dat het verbod er spoedig komt.
Is de Kamer, gegeven die steun, verplicht het onderwerp inhoudelijk te agenderen?
Nee, dat is te kort door de bocht. Sinds februari 2006 hebben burgers wel de mogelijkheid om prangende kwesties onder de aandacht van de Kamer te brengen via een zogeheten burgerinitiatief.
Dergelijke verzoeken van burgers worden eerst getoetst aan de formele vereisten voor ontvankelijkheid, zoals omschreven in het Reglement van Orde van de Tweede Kamer én aan de vormvereisten die in het eigen reglement van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven zijn geformuleerd.
Pas als blijkt dat aan de procedurele voorwaarden is voldaan, krijgt de Kamercommissie waar het verzoek onder valt het advies het inhoudelijk te behandelen. Deze bespreking kan uitmonden in een plenair, besluitvormend Kamerdebat.
Kan Bres’ petitie deze procedurele toets doorstaan?
Gezien de summiere inhoud van zijn petitie is dat uiterst twijfelachtig, zo niet uitgesloten. Verzoekschriften en burgerinitiatieven moeten beide nauwkeurig worden gemotiveerd. Bij een verzoekschrift moet de verzoeker bovendien specificeren wat zijn belang is bij het behandeling ervan.
Is het einde oefening voor Bres als zijn petitie op formele gronden wordt afwezen als verzoekschrift of burgerinitiatief?
Nee, ook dan kan de Kamer er alsnog een zinvol vervolg aan geven. Neem bijvoorbeeld het burgerinitiatief van de ouders van het 7-jarige meisje uit Ede dat in april 2009 werd ontvoerd. Zij stelden voor om personen die worden vervolgd voor een ernstig misdrijf wettelijk te verplichten om mee te werken aan een gedragskundig onderzoek en om bij bepaalde delicten zonder een dergelijk onderzoek een tbs-maatregel op te leggen.
Volgens de beoordelende Kamercommissie bevatte hun toelichting, die overigens stukken uitvoeriger was dan die van Bres, diverse onduidelijkheden en voldeed het burgerinitiatief daarmee niet aan de vormvereisten van nauwkeurige omschrijving en nauwkeurige motivering.
De vaste Kamercommissie van justitie kreeg echter wel het advies het burgerinitiatief te behandelen als ingekomen stuk, omdat het „de wens van vele burgers” tot uiting bracht. De vader mocht daarop zijn verzoek alsnog toelichten. Enkele maanden daarna kwam staatssecretaris Teeven met een ander voorstel om het tbs-beleid aan te scherpen. Daarbij verwees hij uitdrukkelijk naar de brief van de ouders.
Hoe nu verder?
Eind juni liet het openbaar ministerie weten geen mogelijkheden te zien om Martijn te vervolgen, te verbieden of te laten ontbinden. De CDA-fractie vroeg minister Opstelten daarop naar de Kamer te komen. Het CDA wil weten of justitie bij het bestuderen van de mogelijkheden ook een recent in werking getreden, door Nederland ondertekend verdrag van de Raad van Europa betrokken heeft.
Het debat staat voor begin september op de agenda. Ongetwijfeld zullen meerdere sprekers dan verwijzen naar de petitie van Bres.