In 2010 werd 87,6 miljard euro aan gezondheids- en welzijnskosten uitgegeven, 3,6 procent meer dan in 2009. In eerdere jaren was de stijging hoger, tot 7 procent in 2008. De kentering was in 2009. De uitgaven aan ziekenhuizen en specialistenpraktijken, ruim een kwart van de totale zorgkosten, stegen vorig jaar met 3,5 procent, tegen bijna 7 procent in 2009. Forse tariefdalingen bij medische specialisten zijn daarbij debet aan de lagere groei.

De uitgaven aan huisartsenpraktijken groeiden in 2010 met slechts 2,4 procent. De uitgaven aan paramedische zorg namen in 2010 met 7,0 procent toe. Dat komt vooral door de hogere tarieven bij de verloskundigenpraktijken en door de fors hogere productie van de fysiotherapeutenpraktijken. Aan ouderenzorg werd 5 procent meer uitgegeven.

De uitgaven in de gehandicaptenzorg namen slechts toe met 1,3 procent. Daarbij daalden de uitgaven voor de zorg voor patiënten die niet in een instelling zitten, vooral de begeleiding van deze patiënten. Ook werden minder middelen ingezet bij de voorzieningen voor gehandicapten, vooral vervoersvoorzieningen en hulpmiddelen bij mobiliteit.

Het aandeel van de zorguitgaven in het bruto binnenlands product (bbp) is in 2010 stabiel gebleven op 14,8 procent. De uitgaven per hoofd van de bevolking bedroegen 5272 euro. In 2009 was dat 5113 euro.