Het gerechtshof in Amsterdam veroordeelde C. in november 2000 voor drugshandel tot negen jaar cel. Drie jaar meer dan eerder de rechtbank hem oplegde. De banketbakker ging in cassatie, maar de Hoge Raad verwierp vorig jaar zijn beroep.

C. zette een hasjlijn op tussen Sri Lanka en Nederland. Vanuit Latijns–Amerika smokkelde hij cocaïne naar Nederland. Dit ging via een vruchtensappenhandelaar (de Sapman) in België. De banketbakker hield vol dat hij sappen via de Belg importeerde voor zijn yoghurttaarten. C. speelde een prominente rol in de IRT–affaire en dankt daaraan zijn naam als Taartman.

C. werd eind 1997 gearresteerd in België samen met de vruchtensappenhandelaar. Eind dit jaar zou zijn straf erop zitten, na tweederde te hebben uitgezeten. Toch loopt C. nu al buiten rond. Onder elektronisch toezicht is de banketbakker vervroegd in vrijheid gesteld.

Officier van justitie J. van Leijen meent dat C. de vordering van 998.316 euro best kant betalen. Hij heeft een appartement in Spanje, zijn bakkerszaken (inclusief aanzienlijke goodwill) en wellicht „niet getraceerde vermogens.” „Criminaliteit mag niet lonen”, stelde Van Leijen „misdaadgeld verloedert de samenleving.” Als C. niet betaalt, moet hij weer drie jaar de cel in.

De rechtbank doet 24 juni uitspraak.