AIVD staat of valt met geheimhoudingsplicht
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) kan niet functioneren zonder geheimhoudingsplicht, zoals die is vastgelegd in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zou die plicht niet bestaan, dan zou de effectiviteit van de AIVD feitelijk tot nul worden gereduceerd, aldus Th. Bot, plaatsvervangend hoofd van de AIVD.
Bot zegt dit in reactie op de vrijspraak van een aantal van terroristische activiteiten verdachte moslims. In zowel die zaak als een eerdere, soortgelijke zaak lag informatie van de AIVD ten grondslag aan de verdenkingen die het Openbaar Ministerie (OM) koesterde tegen de betrokken personen.
De AIVD is geen opsporingsdienst, zoals de politie, die op last van het OM onderzoek doet naar strafbare feiten, aldus Bot. De taak van de AIVD is erop gericht tijdig tegen ernstige gevaren te kunnen waarschuwen. Voorkomen dat er wat gebeurt, is daarbij hoofdzaak. De dienst gebruikt bijzondere middelen om systematisch informatie in te winnen over personen en organisaties die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid.
Het OM wil informatie met het oog op de waarheidsvinding in het strafproces, de AIVD verzamelt informatie om bepaalde bedreigingen tijdig te onderkennen en daarvoor te kunnen waarschuwen. Informatie van de AIVD kan niettemin nuttig zijn bij de opsporing van strafbare feiten, aldus Bot, bijvoorbeeld als sprake is van het voorbereiden van een terroristische aanslag. In dergelijke gevallen verstrekt de dienst deze informatie in een ambtsbericht aan het OM.
De informatie kan slechts zeer beperkt als bewijs in een strafzaak worden gebruikt, zegt Bot. Ambtsberichten vermelden niet wie de bron is of hoe de informatie is verkregen. „Dat is nu net wel de informatie die de strafrechter nodig heeft, maar die de AIVD niet kan en mag geven”, aldus Bot.
De geheimhoudingsplicht van de AIVD moet de vaak kwetsbare bronnen (agenten, informanten), de gebruikte methoden en tactieken en het actuele kennisniveau (zoals informatie over ontmoetingsplaatsen en schuiladressen van leden van terroristische netwerken) beschermen. Alleen op die manier kan de dienst naar behoren haar werk doen en aanslagen, zoals tijdens de EK 2000 en op de Amerikaanse ambassade in Parijs, voorkomen.