Dat concluderen het VU Medisch Centrum in Amsterdam en het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam na een gezamenlijke studie, die zij donderdag publiceren in de onlineversie van het gezaghebbende vakblad The Lancet. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer zesduizend vrouwen behandeld aan een voorstadium van baarmoederhalskanker. Het is tot nu toe gebruikelijk dat na 6, 12 en 24 maanden wordt gecontroleerd of er geen onrustige cellen zijn teruggekeerd.

Onderzoekers uit Amsterdam en Rotterdam lieten ruim vierhonderd vrouwen na zes maanden niet alleen een uitstrijkje ondergaan, maar deden bij hen ook een hpv-test. Als alles in orde was, werd de gecombineerde controle na 24 maanden herhaald. Vrouwen bij wie niks afwijkends meer werd gevonden, konden daarna terug naar de reguliere baarmoederhalskankercontrole voor alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar. Het risico op het opnieuw ontwikkelen van onrustige cellen bleek bij de vrouwen uit de studiegroep lager dan bij vrouwen die drie controles na behandeling hadden ondergaan, aldus de wetenschappers.

Bij ruim de helft van de vrouwen die een uitstrijkje en een test kregen was de uitslag steeds goed. Dat rechtvaardigt de invoering van de nieuwe controlemethode, stellen de onderzoekers, zodat de vrouwen bij wie niks afwijkends meer wordt gevonden na de behandeling een keer minder terug hoeven naar het ziekenhuis. Als de nieuwe methode ook in het buitenland wordt overgenomen is dat voor vrouwen in Engeland en Duitsland nog gunstiger: zij worden nu nog gedurende vijf jaar jaarlijks gecontroleerd, maar dat is niet meer nodig als de eerste combitest goed is.