Prof. Siddiqui: Geloofsafval in islam onbekend
TILBURG – „Er is een paradox. Religie erkent de heiligheid van het leven. En in naam van religie worden afvalligen gedood.” Met deze conclusie verwoordde prof. dr. Mona Siddiqui woensdag in Tilburg haar visie op wat de islam leert over afval van het geloof.
De hoogleraar islam en burgerschap aan de Universiteit van Tilburg was een van de sprekers op het symposium over ”Religieuze wet en geloofsafval”, dat woensdag werd gehouden in het kader van de bijzondere leerstoel islam en burgerschap.
„De Koran biedt een basis voor religieuze verscheidenheid”, zei prof. Siddiqui voor de ongeveer twintig aanwezigen. „De almachtige had één gemeenschap kunnen scheppen.”
Maar de Koran zegt ook dat afvalligen gedood moeten worden. Siddiqui: „Al naar gelang de wijze waarop dit wordt uitgelegd, kent de islamitische traditie tolerante en intolerante opvattingen. Geloofsafval in de zin dat men een bepaalde godsdienst verlaat voor een andere, of voor helemaal geen godsdienst, is in de islamitische traditie onbekend.”
Moslims zijn in veel landen een minderheid. „In zo’n situatie heeft wat de islam leert over afval van het geloof geen betekenis”, aldus de hoogleraar.
Twee andere sprekers, rabbijn mr. drs. R. Evers, rector van het Nederlands Israëlietisch Seminarium, en prof. dr. mr. A. P. H. Meijers, universitair hoofddocent canoniek recht aan de Universiteit van Tilburg, kregen als eersten gelegenheid om te reageren. Evers beet de spits af. Tegen Siddiqui: „Godsdienstige opvattingen worden steeds vertaald in termen van mensenrechten. Maar de Thora kent geen mensenrechten, die kent alleen plichten. Ziet u dat ook zo met betrekking tot de islam?”
Siddiqui antwoordde dat ze vanuit haar islamitische traditie wel degelijk ruimte ziet voor mensenrechten. „Mensen kunnen in naam van een religie onderdrukt worden. In zo’n situatie kunnen mensenrechten soelaas bieden.” Stellig: „Als er gekozen moet worden, kies ik voor mensenrechten.”
Evers reageerde: „We staan met twee benen in twee werelden. Ik voel daartussen een enorme spanning.” Als voorbeeld noemde hij het verbod op ritueel slachten, dat zowel Joden als moslims treft. Meijers was het hier niet mee eens en wees erop dat het hier om een specifieke kwestie gaat. „Inperkingen van mensenrechten zijn om bepaalde redenen, zoals veiligheid of gezondheid, toegestaan. Maar ritueel slachten valt niet onder zo’n uitzonderingsregel.”
Rabbijn Evers gaf aan dat mensenrechten ook een voordeel hebben. Vanwege de vrijheid van godsdienst mogen mensen elkaar hun geloof niet opleggen. Democratie, zo concludeerde hij, is een „blessing in disguise” (een vermomde zegen). „Geloof is niet: anderen dwingen te geloven wat je zelf gelooft.”
Een islamitische aanwezige verweet Evers dat hij niets zei over het feit dat het Jodendom ook de doodstraf kent op afval van het geloof. De rabbijn: „U heeft helemaal gelijk. De Bijbel kent minstens zes keer vaker het woord doodstraf dan de Koran. Maar het vreemde is: 2000 jaar geleden heeft het Jodendom de doodstraf afgeschaft.”