Openbaar Ministerie in hoger beroep in moslimzaak
Het openbaar ministerie gaat in hoger beroep tegen het donderdag gewezen vonnis in de moslimzaak. Dat heeft persofficier van justitie B. Nieuwenhuizen meegedeeld.
De rechtbank in Rotterdam sprak tien van de twaalf moslims vrij van de beschuldiging dat zij zouden hebben geholpen bij het werven en ondersteunen voor strijders van de jihad. Deze aanklacht had het OM voor de twee overige verdachten zelf al eerder laten vallen.
Het OM bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat materiaal van de voormalige BVD, nu Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), niet als bewijsmateriaal mag worden gebruikt.
Nieuwenhuizen erkende volmondig dat de uitspraak teleurstellend is voor de aanklagers. Van de hele zaak tegen de vermeende terroristen bleef bijna niets over. „We dachten dat we een goede strafzaak hadden. Dat we niets konden bewijzen, heeft ermee te maken dat we het AIVD-materiaal niet mochten gebruiken.”
Het OM ziet toch winstpunten in het vonnis. De rechtbank stelde dat op basis van AIVD-materiaal mensen mogen worden aangemerkt als verdachte en dat hun telefoons mogen worden afgetapt. „Dat is een stap vooruit in de jurisprudentie”, vond Nieuwenhuizen.
De moslimzaak is wel het tweede grote terroristenproces dat slecht afloopt voor het OM. Dat erkende ook de persofficier. „We zijn gebonden aan het wetboek van strafrecht. Of er nieuwe wetgeving voor bestrijding van terrorisme moet komen? Dat laten we aan de wetgever over.”
Nieuwenhuizen bestreed dat het OM in deze zaak anders had moeten handelen en niet tot vervolging had moeten overgaan. „De informatie van de AIVD was van dien aard dat we moesten ingrijpen. Nu zijn de regels zo dat we eerst arrestaties moeten verrichten en dan pas onderzoek mogen doen. Dat is een handicap, ja.”
De advocaten van de twaalf moslims eisen in afwachting van het hoger beroep nog geen schadevergoeding.