Prof. Benink bepleit afwaardering Griekse staatsschuld om eurocrisis op te lossen
Geruchten dat Griekenland niet alle schulden zal terugbetalen, zwellen aan. „De verliezen in de eurocrisis moeten nog genomen worden en de vraag is wie ze neemt: wij als belastingbetalers of de banken?” zegt prof. dr. H. Benink.
Een jaar geleden liepen de spanningen door de benarde financiële situatie in de genoemde natie aan de rand van het continent hoog op. Het voortbestaan van de gemeenschappelijke munt en het gezamenlijke valutagebied stond op het spel. Regeringsleiders en ministers moesten onder zware druk van de markten reddend optreden.
Twaalf maanden later. Drie landen hebben een beroep gedaan op noodkredieten en er zijn door de politici van de EU-lidstaten tal van maatregelen aangekondigd om herhaling van de problemen in de toekomst te vermijden: strengere regels, hechtere coördinatie van beleid en meer onderling toezicht.
Laten we echter niet denken dat de crisis achter de rug is. „Ze is zich aan het ontvouwen. De rekening komt nog”, constateert Harald Benink, hoogleraar bankwezen en financiën aan de Universiteit van Tilburg. Hij acht een afwaardering van de Griekse schuld uiteindelijk onvermijdelijk. „De overheid daar zal er niet in slagen haar schuld af te lossen. Dat zit er gewoon niet in, zelfs niet als zij krachtig bezuinigt.
Je kunt met steun uit het opgerichte noodfonds de zwakke landen wel volstoppen met nieuwe kredieten en dus met nieuwe schulden, maar daarmee los je het probleem niet op. Je koopt alleen tijd. Je doet hetzelfde als aan iemand die zijn hypotheeklasten niet meer kan opbrengen, een tweede hypotheek verstrekken. De totale schuld, van ver boven de 100 procent van het nationaal inkomen, is onhoudbaar, is te hoog in relatie tot het economisch groeipotentieel. Je biedt slechts voor even verlichting. Beleggers beseffen dat. Zij zien geen geloofwaardig perspectief. Niet voor niets worden de betrokken obligaties verhandeld ver onder de uitgifteprijs.”
Tegen die achtergrond pleit Benink sinds enkele maanden voor een in zijn ogen onafwendbare herstructurering van de Griekse en ook Portugese en Ierse staatsschuld. Die aanpak betekent dat investeerders een deel van hun geld niet terugkrijgen. Vrees voor en onzekerheid over zo’n mogelijke afstempeling zette begin deze week op de beurzen de aandelenkoersen in de min. „Het wordt een actuele discussie. Eerst was het onbespreekbaar, maar het debat lijkt nu volop in beweging”, stelt Benink vast. „Ook in Berlijn denken ze erover na en Duitsland is tenslotte een cruciale speler.”
Banken
Het staatspapier van de wankelende eurolanden bevindt zich vooral bij financiële bedrijven. Met name Duitse en Franse banken beschikken over substantiële portefeuilles. Zij zullen dus flinke schade ondervinden van het eventueel afwaarderen. Benink: „Voor een deel kunnen de banken, doordat hun winstgevendheid behoorlijk stijgt, de verliezen zelf dragen, dat wil zeggen zonder dat hun kapitaalpositie onder de vereiste normen zakt. Maar daarnaast zullen overheden bepaalde banken een tijdelijke kapitaalinjectie moeten geven om ze uit de gevarenzone te houden.”
De hoogleraar meent dat vooral onder invloed van dit laatste de politici tot dusver weinig voelen voor een schuldsanering. „Banken zijn al zo impopulair. Waarom hen wel redden en andere bedrijven niet? luidt de vraag bij het publiek. Denk aan de discussie over de bonussen, eveneens explosief materiaal. Stel je voor dat regeringen banken opnieuw kapitaal verstrekken: dat valt lastig uit te leggen. Een moeilijke boodschap. Dat vereist leiderschap.
Rationeel bezien zou herstructurering met overbruggingssteun voor sommige banken, de beste oplossing zijn. Ik vind het overigens ook een principiële kwestie. De banken hebben risico’s genomen, zij moeten daarom op de blaren zitten; en niet de belastingbetalers.”
Bagatelliseren
Benink uit kritiek aan het adres van de politici. „Zij lopen steeds weg voor de problemen van nu. De zaken die de regeringsleiders in maart op twee toppen hebben besloten, zijn interessant, maar hebben betrekking op de langere termijn. Of de strengere regels dan werken, is trouwens nog maar de vraag; automatische sancties als een land uit de bocht vliegt, blijven immers achterwege. Over vergezichten in de toekomst bereik je veel sneller overeenstemming dan over een herschikking van de schuld. Maar het gaat over nu, over de crisis op korte termijn, in pakweg de komende zes maanden en daar bieden ze in onvoldoende mate een oplossing voor.
Zij kiezen de gemakkelijkste weg. Zij richten een noodfonds op en vervolgens bagatelliseren zij de gevolgen daarvan voor de burger. Zij willen doen geloven dat er voor niemand verliezen optreden. Dat is natuurlijk niet realistisch. Neem minister De Jager: die houdt ons voor dat het alleen gaat om garanties. Maar garanties betekenen in feite hetzelfde als beleggingen. Je loopt evenveel risico. Nederland zal nog stevige verliezen te verwerken krijgen.
Bovendien: door de route van het noodfonds te kiezen en een schuldherstructurering vooruit te schuiven, wordt de rekening voor de belastingbetaler hoger. Elk jaar moeten die landen een deel van de ooit opgenomen leningen aflossen. Dat kunnen ze niet en daarom ontvangen ze daarvoor steunkredieten. Daarmee neemt de schuld aan het fonds toe en de schuld aan andere partijen af. Een verschuiving die ertoe leidt dat bij een afwaardering het fonds steeds zwaarder getroffen wordt. Daar draaien de overheden en dus de belastingbetalers voor op.”
Benink vreest, anders dan bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank (ECB), op de financiële markten geen dramatische gevolgen van een schuldsanering. „Het zal altijd wel een kortstondige reactie veroorzaken. Maar zorg dat banken niet in problemen raken. Bereid het goed voor. Beleggers houden er al rekening mee en de geesten worden er steeds meer rijp voor gemaakt.”
En over de consequenties voor Griekenland: „Angst dat zo’n land jarenlang geen toegang heeft tot de internationale kapitaalmarkt hoeft er niet te zijn. Ervaringen in het verleden, bijvoorbeeld rond Argentinië en Polen, hebben namelijk anders geleerd. Bovendien is momenteel de markt voor de Grieken de facto ook al afgesloten, Ja, ze kunnen wel lenen, maar tegen langzamerhand 20 procent. Dat is zelfmoord.”
Euroholiday
Behoort de crisis na een schuldreductie daadwerkelijk tot het verleden? Benink: „Dan heb je in ieder geval de schuld teruggebracht tot hanteerbare proporties. Er rest dan nog wel een ander probleem, namelijk dat Griekenland en Portugal te duur zijn in verhouding tot hun productiviteit. Griekenland zo’n 30 procent. De lonen zouden daar met dat percentage omlaag moeten en dat lukt nooit.
Ik heb vorig jaar samen met mijn Tilburgse collega Sijben het idee geopperd om deze landen voor een periode van tien jaar uit de eurozone te halen, aangeduid als een euroholiday, een eurovakantie. Dan introduceren ze weer een nationale munt en die kunnen ze devalueren ten opzichte van de euro, zodat ze langs die weg hun concurrentiepositie verbeteren. De herinvoering van bijvoorbeeld de drachme is natuurlijk wel een gigantische operatie. Daarom zeg ik: eerst schuldherstructurering, dat voorop. Een tijdelijke exit uit de eurozone kan daarna een vervolgvariant zijn.”
De vraag is of de Grieken als ze uitstappen, ooit nog zullen terugkeren in de Europese monetaire unie. Benink: „Inderdaad, maar ze hadden ook nooit toegelaten moeten worden. Dat was gewoon een fout.”
Miljarden uit het noodfonds
Het begint allemaal met Griekenland. Tijdens een EU-top in december 2009 spreken de regeringsaanvoerders binnenskamers voor het eerst over de problemen daar rond het enorme begrotingstekort. Het negatieve saldo nadert de 13 procent van het bruto binnenlands product (bbp). Er is bovendien gesjoemeld met de cijfers. In het openbaar willen de politici er liever niet te veel aandacht aan schenken.
Begin 2010 tekent zich een verder groeiend wantrouwen op de markten af. Een beraad van de leiders in februari, bedoeld om over een ander onderwerp te praten, komt volledig in het teken van de schuldencrisis te staan. Zij verzekeren „vastberaden en gecoördineerd” actie te zullen ondernemen om „de stabiliteit van de eurozone als geheel te waarborgen.”
De verklaring brengt echter geen keer ten goede. Duitsland handhaaft lange tijd zijn bezwaren tegen financiële steun voor Griekenland. Maar eind maart wijzigt de situatie. Bondskanselier Merkel en president Sarkozy, twee hoofdrolspelers, worden het erover eens dat de eurolanden en het IMF leningen zullen verstrekken als de overheid in Athene er niet meer in slaagt zelf geld op te halen via de kapitaalmarkt. De collega’s uit de overige lidstaten van de EU scharen zich een dag later achter deze deal.
Op zondag 2 mei bereiken de ministers van Financiën overeenstemming over een totaal aan kredieten voor Griekenland van 110 miljard euro voor een periode van drie jaar: 80 miljard van de eurolanden en 30 miljard van het IMF.
Toch lopen de spanningen verder op. De crisis nadert de climax. Wordt de eurozone gered? Op vrijdagavond 7 mei is er ingelaste top van de regeringsleiders van het eurogebied. Zij spreken af dat er een noodfonds moet komen. De Europese Commissie werkt dat plan onder hoge tijdsdruk uit. Zondagmiddag 9 mei schuiven de EU-ministers van Financiën weer met elkaar aan tafel. Kort voordat op maandag de markten openen, ligt er een akkoord over de oprichting van wat officieel heet het Europees Financieel Stabiliteits Fonds (EFSF). Het zal 750 miljard euro omvatten: 440 miljard van de eurolanden, 60 miljard van de EU zelf, bijeengebracht door alle 27 lidstaten, en 250 miljard van het IMF.
Griekenland ontvangt zijn middelen op basis van een aparte regeling. Die bestond al voordat het EFSF in beeld verscheen. Later in 2010 maakt Ierland als eerste gebruik van de algemene noodfaciliteit. Op zondag 28 november leggen de ministers de laatste hand aan een hulppakket. Het gaat om een bedrag van 85 miljard euro: 62,5 miljard uit het fonds, verdeeld over eurolanden (40 miljard) en IMF (22,5 miljard), 5 miljard van de niet-europartners het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden en 17,5 miljard uit de kasreserves van de Ierse overheid en de Ierse pensioenfondsen.
Portugal heeft inmiddels eveneens een beroep gedaan op steun. De demissionaire regering in Lissabon kondigde die stap enkele weken terug, op 6 april, aan. Momenteel wordt onderhandeld over omvang en voorwaarden. Naar verwachting is ongeveer 80 miljard euro uit de pot nodig.