Conservator Museum Catharijneconvent haalt protestantisme voor het voetlicht
Even leek het om een 1 aprilgrap te gaan. Op 31 maart maakte Museum Catharijneconvent wereldkundig dat een „buitengewoon ruimhartige particuliere schenking” het mogelijk had gemaakt een conservator aan te stellen die zich volledig zou gaan richten op het protestantse erfgoed binnen de collectie.
Maar van een grap was geen sprake. Een trouw bezoeker, J. G. van Oord Jzn., bleek verantwoordelijk voor de schenking. Die stelde het Utrechtse museum in staat de komende acht jaar specifieke tentoonstellingen te organiseren én conservator Tanja Kootte aan te stellen als ”J. G. van Oord Jzn. Conservator voor het Nederlands Protestantisme”.
Roept natuurlijk de vraag op wie J. G. van Oord Jzn. is.
„Ik kan daar wel íéts over zeggen. De heer Van Oord bezoekt ons museum regelmatig, hij woont in de omgeving van Utrecht. Hij is een trouw, maar ook kritisch bezoeker – wat ik overigens zeker kan waarderen. Wat hem op een gegeven moment begon op te vallen, was dat het museum wel het nodige aan protestants erfgoed in huis heeft, maar dat het gezicht toch wordt bepaald door het rooms-katholieke kunstbezit. Toen heeft hij gezegd: Ik schenk jullie dit bedrag om de protestantse collectie nadrukkelijker voor het voetlicht te halen. Dat houdt ook in dat hij de komende acht jaar mijn salaris voor zijn rekening neemt. Maar verder wil hij op de achtergrond blijven, al is zijn naam nu wel aan mijn conservatorschap verbonden.”
Veel mensen zullen bij Museum Catharijneconvent denken aan rooms-katholieke of oosters-orthodoxe kunst: beelden, iconen.
„Klopt. Deels was dat ook bewust beleid. Kijk, het museum is een rijksmuseum, dat indertijd van minister Klompé subsidie heeft gekregen op voorwaarde dat het aandacht zou besteden aan het hele christendom. Tegelijk is het zo dat we veel rooms-katholieke en oudkatholieke kunst in bezit hebben en exposeren, waarbij de protestantse collectie wat in het niet lijkt te vallen. Precies waar de heer Van Oord tegen aanliep.”
Kootte staat op van haar stoel in het museumrestaurant. „Ik zal het een en ander laten zien.”
De trap af gaat het, langs een tentoonstelling over de Matthäus Passion, naar een donkere zaal vol schatten uit de middeleeuwen. „Dit is eigenlijk al een van de pijnpunten: het museum is zo ingericht dat bezoekers eerst in een soort introductieruimte komen, vervolgens van alles zien over de middeleeuwen, en pas daarna bij de Reformatie, het protestantisme komen. Maar om het voorzichtig te zeggen: dan zijn ze vaak al aan koffie toe.”
Daar gaat verandering in komen, zegt de conservator. „Voor mij is dat ook werkelijk een uitdaging. Ik ben zelf protestants, sterker: ik kom uit een degelijk Gereformeerde Bondsnest.”
Bij een vitrine houdt ze halt. „Een verzameling authentieke pamfletten van Luther, en we hebben er nog heel wat meer. Hadden we van iemand in bruikleen gekregen, maar op een zeker moment heeft diegene ze ons geschonken. Je ziet dat de laatste jaren vaker: dat mensen ons al tijdens hun leven iets willen schenken.”
„Hier, mijn lievelingsschilderij.” Het laat een gezin aan tafel zien, vader, moeder, vier kinderen: twee jongens, twee meisjes. „Een echt protestants gezin. En links bovenaan zie je een tak van de wijnstok door het raam komen. De onbekende schilder –hij heeft alleen een jaartal achtergelaten: 1627– heeft daarmee Psalm 128 willen verbeelden: Uw huisvrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis, uw kinderen als olijfplanten rond uw tafel…”
Een Statenbijbel. „Let op de prachtige platen.” Een kop-en-schotel met daarop de beeltenis van Gisbertus Voetius, grondlegger van de Utrechtse universiteit. „Leuk toch!” Zegt zulk serviesgoed iets over Voetius? „Misschien meer over de opdrachtgevers; Voetius leefde toen al niet meer. Anderzijds: hij heeft zich wel laten portretteren, dat zegt ook iets. Iemand als Jodocus van Lodenstein wilde dat echt niet.”
Overigens, zegt Kootte, „niet iedereen zal weten dat Voetius in de Catharijnekerk, de kerk grenzend aan ons museum dus, zijn laatste preek heeft gehouden. Predikanten gingen in die tijd nog afwisselend voor in de verschillende kerken in de stad, en zijn laatste keer was de Catharijnekerk – die later weer in rooms-katholieke handen is overgegaan: sindsdien is het de Catharijnekathedraal. Voetius ligt daar zelfs begraven, al weten we niet waar. Maar het is dus echt niet zo vreemd om híér opnieuw aandacht te gaan vragen voor het protestantse erfgoed.”
De conservator laat nog een schilderij zien. Het toont een kerkdienst in Weesp, zeventiende eeuw. Hondjes lopen tussen de (slapende) luisteraars; een moeder geeft haar kind de borst. „Dan hoor je wel eens dat het er zo dus aan toeging in die tijd. Ik geloof er niets van. Die hondjes, ze gaan al terug op de Griekse filosoof Plutarchus, ze symboliseren iets pedagogisch. En de moederborst: die staat symbool voor de rijke inhoud van het Evangelie: onvervalste melk.”
Avondmaalszilver uit de –opgeheven– christelijke gereformeerde kerk in Amsterdam, daterend uit 1893, net na het ontstaan van het kerkverband dus. Schilderijen, prenten, Bijbels – waaronder een exemplaar waarin Frouwe Venema, de echtgenote van Hendrik de Cock, allerlei aantekeningen heeft gemaakt. „In de week waarin de Afscheiding plaatsvond, blijkt hun dochtertje Jantje te zijn overleden. Ontroerend om te lezen.”
„En hier dan nog iets waar ik graag eens iets meer over zou willen weten. Bij mijn weten is dit het enige predikantenkostuum dat is bewaard gebleven uit de tijd van de Afscheiding. Het is van ds. P. A. Lanting geweest, een christelijke gereformeerde predikant.”
Kootte: „We hebben, kortom, heel wat. Nu de kunst om het wat meer zichtbaar te maken.”
Tanja Kootte
Historica Tanja Kootte (55) is inmiddels 21 jaar als conservator verbonden aan Museum Catharijneconvent in Utrecht. Kootte is gehuwd met dr. J. W. Buisman, als kerkhistoricus verbonden aan de Universiteit Leiden en bekend van onder andere het Biografisch lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme. Samen hebben zij drie kinderen. De conservator woont in Vleuten, waar zij lid is van de protestantse gemeente. Sinds 1 april is Kootte ”J. G. van Oord Jzn. Conservator voor het Nederlands Protestantisme” in Museum Catharijneconvent. „De komende acht jaar kan ik me volledig richten op mijn eigen specialisme, het protestantse erfgoed.”
In kerkbreed komt iedere week een persoon aan het woord die een reflectie geeft op een opvallende gebeurtenis of ontwikkeling in het kerkelijke leven. Vandaag: Tanja Kootte, sinds 1 april ”J. G. van Oord Jzn. Conservator voor het Nederlands Protestantisme” in Museum Catharijneconvent in Utrecht.