Ds. M. J. Kater promoveert aan universiteit Apeldoorn
APELDOORN – Ds. M. J. Kater, christelijk gereformeerd predikant in Sint-Jansklooster, is dinsdagmiddag aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn (TUA) gepromoveerd tot doctor in de theologie.
Ds. Kater (48), die ook parttimedocent dogmatiek en apologetiek aan de universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken is, verdedigde zijn studie ”Kom en zie. De pre-existentie van de Zoon belicht vanuit de existentie van Jezus de Christus”. Als opponenten traden op dr. H. van den Belt, prof. dr. M. Sarot, dr. E. P. Meijering, prof. dr. B. Kamphuis, prof. dr. A. Baars en TUA-rector prof. dr. G. C. den Hertog. Promotor was emeritus hoogleraar prof. dr. J. W. Maris.
Dr. H. van den Belt, universitair docent vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Utrecht, bevroeg als ”bevriende opponent” de promovendus op zijn uitgangspunt. „Hoe open en wetenschappelijk is uw onderzoek als van tevoren vaststaat dát we kunnen spreken van de pre-existentie van de Zoon? Want u wilt een bijdrage leveren aan de bezinning op de vraag hóé we daar vandaag de dag over kunnen spreken.”
Ds. Kater erkende dat hij op een bepaalde manier niet onbevangen te werk is gegaan. „Wie doet dat wel? Ook ik heb niet alleen een bril vóór mijn lenzen, maar ook erachter. Je bent niet de eerste die hierover spreekt. Onbevangen? Nee, want het gaat ten diepste niet over een object, maar over een Persoon Die thans present is. Het dát van de pre-existentie komt voort vanuit Zijn aanwezigheid, het hóé van Zijn voorbestaan heb ik willen onderzoeken. Onbevangen? Ja, op een kinderlijke manier, want ik heb willen luisteren naar de Schrift. Lees mijn stuk over Kolossensen 1:15-20. Toegeven dat in dit stuk sprake is van de pre-existentie van de Zoon heb ik tot het laatste bewaard.”
Waarom ds. Kater éérst de belijdenis van de kerk behandelt en pas dan naar de Schrift gaat, om vervolgens de filosofie de grenzen te laten aangeven, wilde dr. Van den Belt weten. „Het lijkt op een verlegenheid met het sola Scriptura. U wilt het belijden ijken aan de Schrift, maar wilt u het belijden aangaande Christus ook uit de Schrift óp laten komen?”
Ds. Kater gaf aan dat het zijn nieuwsgierigheid was om eerst naar de terminologie van de Vroege Kerk te gaan en pas dan naar de Schrift. „Wat bedoelde men destijds? En waarom wordt het begrip ”pre-existentie” in de belijdenissen van 325 en 381 uiteindelijk toch niet gebruikt. Het dogma is ook het geweten van de kerk. Tegelijk ligt het zwaartepunt duidelijk in hoofdstuk 3, waar ik in meer dan honderd pagina’s de Schriftgegevens behandel.”
Dr. Van den Belt vond de promovendus mild over de arianen. „Een poosje geleden is aan deze universiteit door William den Boer verdedigd, mijns inziens kerkhistorisch gezien terecht, dat Arminius tot de gereformeerden gerekend moet worden. Wilt u in uw werk Arius tot de katholieke kerk rekenen?” Ds. Kater, geestig: „Het is maar de vraag of Arius tot de katholieke kerk zou willen behoren. Daarbij zegt Paulus: „Er moeten ketterijen onder u zijn, opdat degenen die oprecht zijn, openbaar mogen worden.” Ik denk aan een brief van Kohlbrugge waarin hij zegt: „Athanasius tegen Arius? Dat is zonde tegen zonde.””
Prof. dr. M. Sarot van de Universiteit Utrecht bekritiseerde ds. Kater vanwege het feit dat hij aansluit bij een model van L. J. van den Brom om Gods alomtegenwoordigheid te zien als een hogere dimensionaliteit. Ds. Kater: „Misschien speelt hier mijn wiskundige achtergrond mee, maar ik vind het een interessant model. Juist ook voor jongeren met een exacte inslag kan het helpen om te spreken van Gods eigen, hogere dimensionaliteit.”
Prof. dr. B, Kamphuis, hoogleraar systematische theologie aan de TU Kampen, vroeg zich af waarom ds. Kater uiteindelijk met twee Engelse begrippen, ”from within” en ”from ahead”, de relatie tussen de existentie en de pre-existentie van de Zoon onder woorden brengt. „Wat is de meerwaarde van Engels? Het houdt voor mij iets esoterisch.” Ds. Kater gaf aan in zijn boek een soort keuzemenu voor de vertolking van de twee begrippen te bieden, omdat vertaling van de zijns inziens doeltreffende termen niet eenvoudig is. Hij noemde Johannes 4 als voorbeeld, waar Jezus vermoeid bij de waterput zit en naar water verlangt. „Je kunt daar niet uit de voeten met de vraag of Hij daar als God (van boven) of als mens (van beneden) zit. Het is er tegelijk. Binnen het kader van de geschiedenis (from within) zit Hij daar als de Zoon van David Die vermoeid en dorstig is. Tegelijk is Hij meer. Hij is de hemelse Hogepriester (from ahead) Die in alles verzocht is geweest. Op dat moment zie je beide lijnen samenkomen.”
Promotor prof. Maris memoreerde in zijn toespraak dat hij het onderwerp voor de studie van ds. Kater destijds heeft aangereikt. „Het was je niet op het lijf geschreven. Je ging er wat sputterend mee aan de slag. Dat heeft iets riskants. Maar het is helemaal goed gekomen. Het is terdege jouw onderwerp geworden waarbij een diepe liefde voor de Heere Jezus gepaard ging met een nieuwsgierigheid naar kerkhistorie en dogmatische concepten, terwijl je het verlangen had om een overtuigende weg voor nu te wijzen. Daarbij heb je je voor je eigen geloofsapriori’s niet geschaamd.”
Volgens prof. Maris vormt de studie van ds. Kater een uitdaging. „Wat je geschreven hebt, zal discussie uitlokken en tegenspraak oproepen. Maar dat is juist goed. Wie ermee aan de slag gaat, zal er profijt van hebben, voor hoofd en hart.”