De militairen, die in Afghanistan actief zijn geweest, hadden een juridische procedure lopen tegen de intrekking van de zogeheten verklaring van geen bezwaar (VGB). Hillen komt hen nu tegemoet, omdat ze in Afghanistan goed hebben gefunctioneerd en daarmee blijk hebben gegeven van „voldoende waarborgen voor een getrouwelijke plichtsvervulling”.

Zonder een VGB kan een defensiemedewerker geen vertrouwensfunctie uitoefenen. Iedere militair die wordt uitgezonden, moet zo’n verklaring hebben.

Hillen heeft de dossiers van de drie militairen bekeken naar aanleiding van een soortgelijke zaak van een militair die na terugkeer uit Afghanistan was geschorst. ‘Korporaal P’ raakte z’n veiligheidsverklaring kwijt na zijn periode in Uruzgan, omdat hij v³³r de missie betrokken was geweest bij twee vechtpartijen.

De militair kreeg destijds een taakstraf, vervulde die en meldde dat voor vertrek. Zijn commandant gaf die informatie echter niet door aan de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), die VGB’s moet afgeven. De rechtbank in Assen bepaalde begin dit jaar dat de korporaal onterecht was geschorst. Hillen verstrekte hem daarop alsnog een VGB.

Defensie neemt volgens de minister maatregelen om herhaling van dit soort zaken te voorkomen. Commandanten moeten meldingen dat medewerkers zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten, altijd aan de MIVD doorgeven. Ook mogen militairen die hebben gemeld dat ze veroordeeld zijn, niet op missie voordat er een besluit is genomen over het al dan niet intrekken van de veiligheidsverklaring.

De MIVD gaat bovendien regelmatig de justitiële en politiegegevens van medewerkers met een vertrouwensfunctie controleren zodat actuele informatie beschikbaar is.