Sociaal netwerk stimuleert student
GRONINGEN – Een relatief groot sociaal netwerk blijkt een positieve invloed te hebben op de studieresultaten.
Dat stelt Lilian Eggens, die volgende week donderdag promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.
In het huidige onderwijsstelsel ligt de nadruk sterk op het voorkomen van studievertraging. Studenten worden aangemoedigd alle beschikbare tijd in hun studie te stoppen: geen bestuursfuncties meer en liever geld lenen dan een bijbaantje nemen. Het kan ook anders, ontdekte Eggens. „Inzetten op een goede motivatie is veel effectiever.”
Eggens onderzocht de invloed van de persoonlijkheid van studenten in het hoger onderwijs op hun persoonlijk netwerk en op de manier waarop ze zichzelf met anderen vergelijken. Ook onderzocht ze de invloed van de persoonlijkheid en het persoonlijk netwerk op de studievoortgang.
Een relatief groot sociaal netwerk blijkt een positieve invloed te hebben op de studieresultaten. Eggens: „Je zou kunnen denken dat het onderhouden van al die contacten tijd en energie kost, die dus niet besteed kan worden aan het studeren. In de praktijk blijkt de grootte van het netwerk echter juist een positief effect te hebben. Hoe groter het netwerk, hoe kleiner de kans op studievertraging. Het netwerk fungeert waarschijnlijk als vangnet, als kruiwagen en als buffer tegen de negatieve gevolgen van stress.”
Dit positieve effect gaat niet op bij studenten met een relatief oud netwerk. Dat wil zeggen, een netwerk waarvan de leden gemiddeld ouder zijn. Eggens: „Waarschijnlijk komt dat doordat de verschillende leden van het netwerk in een andere levensfase zitten. Dat kan rolconflicten opleveren die van invloed zijn op het studiegedrag.”
Eggens onderzocht de studenten op verschillende persoonlijkheidskenmerken. Ze gebruikt hiervoor de ”Big Five”-persoonlijkheidstheorie. Hierin vormen vijf elementen de basis van het begrip persoonlijkheid: extraversie, mildheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en autonomie. De persoonlijkheid is van invloed op de prestaties, maar niet rechtstreeks. Zo zijn zorgvuldige studenten doorgaans gemotiveerder dan studenten die hoog scoren op een van de andere kenmerken. Gemotiveerde studenten halen op hun beurt weer betere studieresultaten.
Een opvallende uitkomst van Eggens’ onderzoek is dat emotioneel stabiele studenten doorgaans minder gemotiveerd zijn dan emotioneel instabiele studenten. „Het kan goed zijn dat emotioneel instabiele studenten meer drempelvrees hebben. Ze zijn onzeker en nerveus over hun prestaties en compenseren dit door hard te werken en zich extra in te zetten. Hun prestatiemotivatie is dus groter.”