Binnenland

„Bezwaar tegen religieuze uiting mag niet”

ARNHEM – Mag een advocaat bezwaar maken tegen religieuze uitingen binnen een gerechtsgebouw? En mag hij zich bemoeien met de kleding van een collega?

Van onze verslaggever
8 February 2011 10:24Gewijzigd op 14 November 2020 13:36
Loonstein (l.) Foto ANP
Loonstein (l.) Foto ANP

Nee, dat mag hij niet, betoogde de Amsterdamse advocaat prof. mr. H. Loonstein maandagmiddag voor de raad van discipline in het Arnhemse paleis van justitie. Daarom hield hij zijn klacht tegen zijn collega mr. B. H. Niemann uit Velp overeind, ondanks diens excuses.

Niemann eiste begin oktober voorafgaand aan een rechtszitting tweemaal –eerst in de wachtruimte en vervolgens in de rechtszaal– dat Loonstein zijn baret zou afzetten. Hij koppelde die aan de Joodse achtergrond van Loonstein en wilde daarom het hoofddeksel niet in de rechtszaal zien. Loonstein weigerde overigens, en de rechter wilde zich er niet mee bemoeien.

Loonstein –oud-hoogleraar Joods recht en momenteel voorzitter van de Federatie Joods Nederland, van het Joods Begrafeniswezen en van de Joodse school het Cheider– verklaarde dat de baret al sinds de Franse tijd deel uitmaakt van de kleding van advocaten.

Niemann stelde dat hij dat niet wist, dat hij het dragen van een baret nooit had meegemaakt en dat hij het hoofddeksel als religieuze uiting had beschouwd. Uiteindelijk voldeed hij aan het verzoek van de deken van de Orde van Advocaten om zich tegenover Loonstein te excuseren.

Dat dit niet direct gebeurde, was voor Loonstein een van de redenen om zijn klacht te handhaven. Ook de „denigrerende” wijze waarop Niemann zich volgens hem had geuit, speelde volgens hem een rol.

Niemann onthulde maandag dat de rechtszaak in kwestie een rol had gespeeld bij zijn opstelling. Het ging om een scheidingsprocedure van een Joods echtpaar. Loonsteins cliënt verzocht de rechtbank de zaak niet-ontvankelijk te verklaren en de scheiding volgens Joods recht te laten verlopen. Uitlatingen van de andere partij in een gesprek met Niemann waren voor de advocaat aanleiding om zich tegen het dragen van religieuze kleding in de rechtzaal te verzetten, stelde hij. Wát de cliënt had gezegd, wilde Niemann overigens niet openbaar maken.

Niemann stelde zich gestoord te hebben aan het feit dat de deken excuses suggereerde zonder eerst zíjn kant van het verhaal gehoord te hebben. Hij verklaarde Loonstein niet te hebben willen grieven. „Ik heb me pas achteraf in de regels verdiept en me erover verbaasd dat de baret deel uitmaakt van het kostuum. Ik had de baret nooit eerder gezien. Als ex-marechaussee heb ik een heel ander beeld bij het woord baret.”

Zijn bezwaar tegen religieuze uitingen trok hij niet in. Daarom handhaafde Loonstein de klacht: „Als ik alleen mijn keppeltje had gedragen, had mr. Niemann dus ook bezwaar gehad. En hij heeft dat dus ook tegen het dragen van een hoofddoek. Dat kan niet. Een advocaat mag zich niet met de kleding van een collega bemoeien, al zou die op blote voeten komen. Dit is een principiële zaak. Als een advocaat bezwaar mag maken tegen iemands kleding, kan een gedagvaarde dat ook doen.”

Uitspraak over zes weken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer