Opinie

Geen vrouwvriendelijker geloof dan het christelijke

Bevordert de Bijbel de onderdrukking van vrouwen?

Prof. dr. J. Hoek
4 February 2011 18:40Gewijzigd op 14 November 2020 13:34
Prof. dr. J. Hoek. Foto RD, Henk Visscher
Prof. dr. J. Hoek. Foto RD, Henk Visscher

In feministische en liberale kringen is het idee bijna onuitroeibaar dat het christelijk geloof vrouwonderdrukkende of in elk geval vrouwvijandige aspecten zou hebben. Het zou hierin niet principieel, hooguit gradueel verschillen van bijvoorbeeld de islam. Mijn stelling daartegenover is: er is geen vrouwvriendelijker geloof dan het christelijk geloof. Ik leg daarvoor een aantal argumenten ter tafel.

In Genesis 1:27 staan man en vrouw op één niveau als geschapen „naar Gods beeld en gelijkenis.” Samen krijgen ze de opdracht om de aarde te beheren. Ze staan dus schouder aan schouder. In Genesis 2 wordt de vrouw „een hulp tegenover” de man genoemd. Dit woord ”hulp” kan ons op het verkeerde been zetten. Het gaat niet om een ondergeschikte assistente, maar om een gelijkwaardige partner. Het woord kan zelfs wijzen naar wie boven de mens staat: „God is mijn hulp.” De kern van de Bijbelse boodschap inzake de verhouding tussen man en vrouw kan worden getypeerd als: wederzijdse afhankelijkheid in onderling respect, geen overheersing van de ene sekse over de andere.

In het Oude Testament zien we hoe deze lijn in de praktijk helaas niet vastgehouden wordt. Ook in de man-vrouwverhouding is er sinds de zondeval een breuklijn gekomen (zie Gen. 3:16). Er heerst(e) in het oude Oosten een patriarchale cultuur, die mede kleuring gaf aan allerlei concrete wetten in het Oude Testament. Zelfs in het tiende gebod van de decaloog lijkt de vrouw als eigendom van de man (arbeidskracht) te worden beschouwd. We moeten dit zien als aanpassing van Gods openbaring aan de cultuur. Denk hierbij ook aan de uiterst vrouwonvriendelijke polygamie.

Deze verwording blijkt ook uit een Joods gebed in de Talmoed (2e eeuw): „Geprezen zij God, omdat Hij mij niet als een heiden heeft gemaakt, omdat Hij mij niet als een vrouw heeft gemaakt, omdat Hij mij niet als een slaaf heeft gemaakt.” Vrouwen mochten niet getuigen voor de rechtbank.

Dat geldt overigens ook voor de culturele setting van het Nieuwe Testament. De vrouw werd in de Griekse en Romeinse cultuur bepaald niet als gelijkwaardig aan de man beschouwd. Ze mocht bijvoorbeeld niet spreken in het openbaar, ging niet naar school, zat niet aan met de gasten van haar man en kon geen rechtsgeldige handelingen verrichten. In seksueel opzicht was zij gebruiksvoorwerp en eigendom van haar man. Ook werden pasgeboren jongetjes als veel waardevoller beschouwd dan meisjes.

Historisch gezag is nog geen normatief gezag. Daarom zijn allerlei patriarchale en vrouwonvriendelijke situaties in het Oude Testament niet te legitimeren als door God gewild. Dat blijkt heel duidelijk in het Nieuwe Testament. Maar ook in bijvoorbeeld Spreuken 31 en Hooglied, of in het gebod zowel vader als moeder te eren (soms met de moeder voorop, Lev. 19:3).

De Heere Jezus heeft aan vrouwen een voor die tijd opmerkelijk grote plaats toegekend. We lezen van vrouwen die Hem volgen en dienen en die van Hem getuigen (Luk. 8:1-3; Joh. 4:39; Matth. 28:7, 8). Hij spreekt met Maria en met Martha (Luk. 10:38-42; Joh.11: 25, 26) alsof zij mannelijke discipelen zijn en doorbreekt daarmee de sociale en kerkelijke codes. Er is van de Heiland geen enkele uitspraak over de vrouw bekend die discriminerend uitgelegd zou kunnen worden. Vrouwen mogen zelfs de eerste boodschappers zijn van de blijde tijding van Jezus’ opstanding op de paasmorgen.

Vrouwen ontplooiden volgens het boek Handelingen en de apostolische brieven door de werking van de Heilige Geest velerlei activiteiten tot opbouw van de jonge gemeente van Christus. Zo horen we van vrouwen die in hun huis gastvrijheid bieden aan de gemeente (Hand. 12:12; Kol. 4:14). Volgens de brieven van Paulus zijn vrouwen als Junia, Tryfena en Tryfosa, Persis, Priscilla, Febe, Euodia en Syntyche „medestrijders in het Evangelie” (Fil. 4:3). Ze zijn met hart en ziel betrokken bij de arbeid in de gemeenten. Veel vrouwen zijn ook diaconaal bezig geweest, zoals Tabitha of Dorkas (Hand. 9:36-43). Vrouwen hebben gelijke toegang tot de doop en de maaltijd van de Heere als mannen. Het christelijk huwelijksideaal geeft de vrouw optimale bestaanszekerheid en bescherming. Zij mag van haar gelovige man dienende liefde en zelfopoffering verwachten (Ef. 5:25-33).

Paulus maakt in Galaten 3:27 en 28 in fundamentele woorden duidelijk hoe door Christus het ongelijkheidsdenken principieel is doorbroken. Joden en Grieken, slaven en vrijen en mannen en vrouwen zijn volkomen gelijkwaardig. Een christen kan het genoemde gebed uit de Talmoed nooit overnemen.

Wel moet deze gelijkwaardigheid met grote wijsheid gehanteerd worden. Paulus wil niet suggereren dat het geloof in Christus betekent dat je op revolutionaire wijze de structuren en gewoonten van de samenleving omkeert. Het gaat hem er wel om dat vanuit de gegeven eenheid in Christus heel het leven in alle verbanden wordt doortrokken en dat er zo ook van de gemeente en van christenen persoonlijk een vernieuwende invloed uitgaat op de cultuur en de maatschappij. We leren van de apostel hoe de eenheid in Christus betekent dat mannen en vrouwen elk op hun eigen plek, gelijkwaardig maar niet gelijk, hun rol spelen in de opbouw van het lichaam van Christus.

Door de eeuwen heen en tot op de dag van vandaag is vrouwen ontzettend veel onrecht aangedaan. Het kwaad tegen de vrouw (en tegen onschuldige kinderen) komt voor in alle eeuwen, culturen en samenwerkingsverbanden. Ook binnen de christelijke kerk hebben gezaghebbende figuren (vrijwel altijd mannen) vaak te weinig oog gehad voor de vele gezichten van het de vrouw aangedane kwaad. Maar al te dikwijls is de gezagsrelatie tussen man en vrouw ingevuld op een manier die meer gestempeld werd door de gevolgen van de zondeval dan door Gods oorspronkelijke scheppingsordening. Op die manier hebben christenen toch, zij het onbedoeld, bijgedragen tot de onderdrukking van de vrouw. Het had vanuit de boodschap van de Bijbel zo anders gekund en gemoeten. Alleen wanneer radicaal vanuit Christus’ opofferende liefde wordt gedacht en gehandeld, krijgt de vrouw de eer die haar toekomt.

Prof. dr. J. Hoek, bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit. Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer