Rijnschippers zijn wachten beu
Ze zijn het wachten beu. Honderden schippers liggen sinds twee weken stil, doordat een tanker met zwavelzuur in de Rijn bij het Duitse St. Goarshausen is gekapseisd. „Je wilt varen.”

Wrang genoeg kan een rampplek nauwelijks idyllischer zijn. Op de plaats waar de tanker Waldorf op zijn kant ligt, kronkelt de Rijn rusteloos tussen torenhoge rotsen. De rivier is hier op zijn smalst. Steile hellingen met wijngaarden, vakwerkhuizen, spitse kerktorens en imponerende burchten bepalen aan beide oevers het beeld.
Uitgerekend bij de Lorelei sloeg het schip om. Het verhaal gaat dat bij deze rots, in een scherpe rivierbocht bij St. Goarshausen, in vroeger tijden menig vaartuig verging. Schippers werden afgeleid door het fraaie gezang van een vrouw op de steile rots.
Hoe dat zij, twee weken geleden sloeg de tanker met 2400 ton zwavelzuur in het holst van de nacht om. Van de vier opvarenden zijn er twee verdronken.
Duitse autoriteiten zijn in de hoogste staat van paraatheid. Donderdag bleek uit proefboringen dat er water bij de lading zwavelzuur is gekomen. Dat betekent dat er gevaar is voor explosie.
Op de wegen langs de Rijn bij St. Goarshausen en het aan de overzijde gelegen St. Goar rijden deze waterkoude donderdag groen-witte politiebusjes af en aan. Op het water patrouilleren politievaartuigen. Ook de brandweer is paraat. Op de romp van het gekapseisde schip Waldorf lopen mannen in hesjes. Rondom het vaartuig liggen kraanschepen.
„Indrukwekkend en buitengewoon dat zo’n schip is gekapseisd. Juist bij de Lorelei”, zegt Kai Weber (42). De predikant van de evangelisch-lutherse kerk in Thüringen, die een paar dagen vakantie achter de rug heeft, loopt in St. Goarshausen langs de Rijnoever om een kijkje te nemen bij de gezonken tanker.
Door de stremming op de rivier liggen sinds twee weken zo’n 400 binnenvaartschepen stil, waarvan er pakweg 250 onder Nederlandse vlag varen. De vaartuigen liggen met name in de haven van Mainz, over de weg ruim 50 kilometer van de rampplek.
Konden de afgelopen dagen de schepen stroomopwaarts langs de gestrande tanker, doorvaart stroomafwaarts (dus richting Nederland) is nog steeds verboden. De autoriteiten zijn bang dat een passerend vaartuig tegen het gekapseisde schip botst.
Wakker
„Je wilt varen”, zegt de Terneuzense schipper Herman Bruins Slot (23) in de roef van de Victus, die ligt afgemeerd in Bingen, zo’n 30 kilometer zuidwestelijk van de gezonken tanker. Herman vaart samen met zijn ouders Egbert (67) en Plonia (67). Met hun lading van 700 ton zonnebloempitten liggen ze al twee weken stil.
Het steekt dat schepen stroomopwaarts wel hun weg mogen gaan en dat doorvaart stroomafwaarts taboe is. „Dat heeft iets onrechtvaardigs”, zegt vader Egbert, terwijl zijn vrouw koffie serveert. „Ik denk dat wij voorbij het gekapseisde schip kunnen varen.”
De Terneuzense familie draait door de stremming dagelijks zo’n 750 euro verlies, dat deels door de verzekering wordt vergoed. „We zouden hier aan boord de keuken vernieuwen”, zegt vader, die onlangs het roer overgaf aan zijn zoon. „Maar dat plan moeten we denk ik uitstellen.” Andere ondernemers hebben het nog slechter getroffen. „Schepen van 135 meter lang die 3000 tot 4000 ton vracht vervoeren, hebben algauw 3000 euro schade per dag.”
Dat er twee opvarenden zijn omgekomen, hakt erin. „Het hield mij vannacht wakker”, zegt Plonia Bruins Slot. Haar man: „Het is een tragedie. Je houdt er een erg vervelend gevoel aan over, je voelt je ”unheimisch”, zoals de Duitsers zeggen. Dat schip is in volstrekte duisternis gekapseisd. Je moet hier met al die bochten en de stroming altijd alert zijn.”
Het vaarritme van de varende familie is danig verstoord. „Voor je gevoel schiet het niet op”, zegt Plonia. Toch vervelen ze zich niet. Herman: „We werken aan de boekhouding en doen onderhoud, zoals het verven van de machinekamer.”
Ze maken van de nood een deugd. Plonia: „De omgeving is mooi. We hebben al een eindje gewandeld.” En er is tijd voor liefhebberij. „Ik heb mijn favoriete winkeltje voor naaien en breien gevonden.”
De twee achterliggende zondagen kerkte de Terneuzense familie in de havenkerk van Mannheim. „We waren met z’n achten. Het was echt gezellig. We hebben, met de gitaar erbij, het opwekkingsboekje van voor naar achteren door gezongen. De dominee had een toepasselijke tekst. Wij hebben onze plannen, maar de Heere bepaalt de weg.”
Ook Joop den Haan, schipper van de tanker Favoriet, is het wachten zo langzamerhand beu. „Het is balen”, zegt de Zwijndrechter in zijn modern ogende stuurhut. Op het met plastic overtrokken tafelblad staan een laptop en flatscreen. Den Haan probeert via internet de ontwikkelingen op de voet te volgen. Hoe veel dagen moet hij nog noodgedwongen in de haven van Bingen met zijn 1000 ton sojaolie liggen? Die vraag houdt hem voortdurend bezig. „Ik denk dat het nog wel even gaat duren”, vreest Den Haan. „Ik hoop dat we maandag weg kunnen.” Met onderhoudswerk, zoals het verven van de achterpiek en machinekamer, komt hij zijn dagen door. „Je moet wel wat doen. Anders word je ook maar chagrijnig.”
Complex
De stremming treft de Nederlandse binnenvaartsector stevig, zegt Martin van Dijk, voorzitter van de internationale afdeling van Koninklijke Schuttevaer, branchevereniging voor binnenvaartschippers. „Zo’n tragisch en complex incident ken ik niet in de Rijnvaartgeschiedenis. We hebben het niet over een gekapseisd schip met zand of stenen, maar over zwavelzuur”, zegt Van Dijk in een hotel-restaurant in St. Goar, op steenworpafstand van de Rijn. Met raad en daad probeert hij Nederlandse schippers bij te staan.
Het nieuws dat er explosiegevaar is op het gekapseisde schip is deze donderdagavond nog vers. „Dat is ernstig”, knikt Van Dijk. Het maakt de hoop dat de schepen binnen enkele dagen stroomafwaarts kunnen waren, er niet groter op.
Onder schippers leven ongeduld en frustratie, merkt Van Dijk. De pijn zit onder meer bij schepen met containerlading, die op tijd bij de afnemer zou moeten zijn. „In die containers zitten bijvoorbeeld hoogwaardige producten, zoals elektronica of bepaalde pompen. Sommige schippers laten die lading nu op een andere manier vervoeren, via het spoor bijvoorbeeld.” Ook schepen die vanwege het dalende waterpeil aan de grond dreigen te raken, moeten lading kwijt.
Naast het ongeduld is er ook begrip, tekent Van Dijk aan. „Mensen zitten met hun gevoelens in een spagaat. Als je de schippers spreekt, hoor je aanvankelijk hun klachten dat het zo lang duurt. Maar als ze dan horen wat voor risicovolle lading in het gekapseisde schip zit, wordt het wel even stil. Als je ter plekke kijkt, zie je dat er niet veel ruimte is om langs het schip te varen. Tussen stroomop en stroomaf zit fors verschil. Als je een heuvel op fietst, kun je meteen remmen. Als je die af gaat, duurt het een tijdje voordat je stilstaat.”
Nadat de Rijn bij Keulen enkele jaren geleden gestremd was doordat er containers overboord waren geslagen, is op Europees niveau een calamiteitendraaiboek bedacht. „Van groot belang is om goed te communiceren met de schippers. Daarnaast moet worden geregeld dat er voldoende proviand en drinkwater aan boord is en dat mensen hun huisvuil kwijt kunnen.”
Van Dijk legt zich er niet zomaar bij neer dat minister Kamp (Sociale Zaken) dinsdag in de Tweede Kamer liet weten dat de overheid de getroffen schippers niet financieel zal steunen. De schade voor de schippers loopt in de miljoenen. „Als de overheid zegt dat ze de schippers niet helpt, vind ik dat daar een vervolggesprek over moet worden gevoerd. Na een paar magere jaren moeten mensen nu onverwacht een stilligperiode meemaken. Dat geeft spanning in schippersgezinnen.”
Ook twee Nederlandse politiemensen zijn dezer dagen in de Duitse regio om hun landgenoten te helpen. Jan Kok, werkzaam bij de Dienst Waterpolitie van het Korps landelijke politiediensten (KLPD), is inmiddels bij tientallen schippers aan boord geweest. „Natuurlijk willen mensen graag varen, maar de Duitse autoriteiten bepalen nu eenmaal wanneer ze de situatie veilig vinden”, meldt Kok vanaf de Rijn bij Mainz, waar hij meevaart met Duitse collega’s. Van een grimmige sfeer onder de schippers is zeker geen sprake, verzekert Kok. „Natuurlijk is er ongeduld, maar ik heb veel respect en bewondering voor de manier waarop mensen deze crisis oppakken.”
Gezellig
Op het desolate haventerrein in Mainz, een stad met zo’n 180.000 inwoners, valt de schemer en waait een koude wind. Schepen liggen rijen dik. Wachtend op betere tijden.
Op de 110 meter lange Con Amore, geladen met ijzerdraaisel, is matroos Douwe Steenstra (23) uit Dordrecht bezig met hekwerk. Met onderhouds- en schoonmaakwerk komt hij zijn dagen door. Maar hij wil varen. „Daar doe je het voor. Ik stuur ook regelmatig. Dat vind ik mooi. Het avontuur. Maar ja, we hebben nog een heel jaar.”
Steenstra, verbonden aan de gereformeerde gemeente in Dordrecht, ziet ook wel positieve kanten aan de stilligperiode. „We liggen hier in Mainz nu met een stuk of vijf kennissen, uit christelijke kring. Normaal gesproken blijf je veel varen, nu is er gelegenheid om af en toe bij elkaar te komen voor een kop koffie. Dat is wel gezellig.”
Schipper Egbert Bruins (25), ook kerkend bij de gereformeerde gemeente in Dordrecht, die even verderop met zijn schip tarweafval ligt afgemeerd, houdt de moed erin. „Je kunt zitten mokken, maar dat helpt je niet verder.”
Complex en ingewikkeld. Zo omschrijft Johan Pastoor van het bedrijf Mammoet de berging van de gekapseisde tanker bij het Duitse St. Goarshausen.
Vanuit zijn hotel in St. Goar kan Pastoor de gekapseisde Waldorf zien liggen. Kraanschepen liggen afgemeerd rond het schip. Hulpdiensten staan paraat. „Dit wordt een gecompliceerde berging in een gebied met sterke stroming. We hebben het niet over een schip met zand, maar over een lading die kan exploderen.”
Hoe de berging precies in haar werk zal gaan, is nog niet helemaal bekend, benadrukt Pastoor. „Media vragen me om tekeningen, maar die kan ik niet geven. Als hier kraanschepen liggen, wil dat niet zeggen dat we meteen aan de slag kunnen.”
Na een analyse van het gebied en het schip moeten engineers (‘rekenaars’) aan het werk. „Zij moeten helder krijgen hoe het schip het best kan worden leeggepompt en kan worden geborgen. Dan gaat het om vragen als: Hoe zwaar is het schip, hoe zwaar de lading? Hoe zit het met de ondergrond? Waar zijn beschadigingen? Kan de lading via bestaande openingen, of moet je een gat maken? Hoe en waar maak je kabels vast? Het is niet de bedoeling om ergens zó een kabel te bevestigen dat vervolgens bijvoorbeeld een wand inklapt.”
Er zijn duikers paraat en twee tankers liggen klaar om de lading uit het gestrande schip op te nemen.
Hoe de tanker precies wordt weggesleept of weggetakeld, is nog niet duidelijk, zegt Pastoor. „Het zou wel mooi zijn als we het schip kunnen manoeuvreren naar een stuk waar minder stroming is.”
Mammoet, die de operatie uitvoert in samenwerking met chemieconcern BASF, voelt de druk van de binnenschippers. „Tuurlijk lezen we kranten. Ik kan me best wat voorstellen bij hun gevoelens. Wij proberen de operatie zo snel mogelijk uit te voeren, maar veiligheid staat wel voorop.”
Bij een bedrijf als Mammoet heeft iedere klus zijn eigenheid, stelt Pastoor. „In Canada hebben we bijvoorbeeld met een soort stalen schoenendoos een tankwagen geborgen. Die was van een ponton gevallen en lag op 360 meter diepte. De olie uit de tankwagen kon in die schoenendoos lekken. Zo werd het gebied, een reservaat waarin orka’s voorkomen, gespaard.”
Als woordvoerder van Mammoet maakt Pastoor nu in Duitsland „een heel mooi project” mee. Langs de Rijn staat hij menige cameraploeg te woord. „Bij de berging van onderzeeër Koersk was er veel belangstelling van de media. Nu is dat weer zo. Zeker nu blijkt dat er een kans bestaat op explosies, leeft er besef over de ernst van de zaak.”