De prestatieafspraken hebben volgens het CPB te veel negatieve bijwerkingen. De kwaliteit van het politiewerk zou er mogelijk zelfs door achteruitgaan. Zo zouden politiekorpsen zich in hun jacht op meer boetes kunnen blindstaren op de makkelijkste overtredingen, waardoor de actieve preventie op de achtergrond zou raken. Ook zou het openbaar ministerie mogelijk meer strafzaken met onvoldoende bewijs tegemoet kunnen zien.

In februari tekenden de korpsbeheerders een convenant waarin onder andere staat dat zij in 2006 40.000 extra zaken aanleveren bij het openbaar ministerie en 180.000 extra boetes uitschrijven.

Het lijkt er volgens het CPB op dat „het algemene prestatieniveau” van de Nederlandse politie is gedaald ten opzichte van vroeger en van andere landen. Om dat te veranderen zou de politie haar toevlucht kunnen nemen tot tevredenheidsonderzoeken onder burgers, bedrijven en officieren van justitie of tot vergelijkingen tussen korpsen. De korpsen zouden volgens het CPB ook kunnen worden afgerekend op grond van deze gegevens.

De politie is zeer ontevreden over de visie van het CPB. „Alsof wij voor het makkelijke gaan”, zegt C. den Bakker, woordvoerder van de Raad van Hoofdcommissarissen. „Wij maken afspraken met het openbaar ministerie over welke zaken we aanpakken. Dat moeten wel zaken zijn die iets voorstellen.”

De prestatiecontracten zijn volgens de raad een goede manier om inzichtelijk te maken wat de politie presteert. „Daar staan wij nog steeds achter”, aldus Den Bakker. „Bovendien komt deze kritiek als mosterd na de maaltijd, want nagenoeg alle contracten zijn al getekend.”