„Zorgen om onderwijsinvesteringen kabinet”
DEN HAAG (ANP) – Het is „zorgelijk” dat het kabinet Rutte niet extra investeert in onderwijs, onderzoek en innovatie. Dat zegt Alexander Rinnooy Kan, voorzitter van de Kennis- en Innovatie Agenda (KIA) naar aanleiding van een KIA-rapport dat dinsdag verschijnt.
Voorheen werd geld dat de overheid verdiende met de verkoop van aardgas, onder meer in onderzoek en innovatie gestoken. Nu niet meer en dus wordt er eigenlijk bezuinigd, zegt Rinnooy Kan.
De circa dertig organisaties die zijn vertegenwoordigd in KIA vinden dat Nederland weer in de top vijf van kenniseconomieën moet komen en geen genoegen moet nemen met een positie in de middenmoot. „We moeten weg van de middelmaat”, aldus Rinnooy Kan. In het rapport kijkt KIA of Nederland op de goede weg is.
Het is nodig dat Nederland meer investeert in ‘excellent onderzoek’. Daarvoor is ook het geld van de belastingbetaler nodig, wat ondanks de crisis goed te rechtvaardigen is, aldus Rinnooy Kan. „Alleen als ons onderzoek en onderwijs op hoog niveau blijven, kan ons land concurreren met bijvoorbeeld China en India en welvarend blijven. Het geld van de belastingbetaler komt op die manier dus ten goede aan heel Nederland.” Ook aan de onderkant is geld nodig. „Als een mbo’er zijn diploma haalt, kan hij makkelijker een baan vinden. Dat is goed voor de welvaart van het hele land.”
Volgens Rinnooy Kan moet Nederland dus zowel in hoog- als laagopgeleiden investeren. Dat wil niet zeggen dat er naar elk deel van de kenniseconomie evenveel geld moet. KIA vindt, net als de regering, dat er best gekozen mag worden voor ‘sleutelgebieden’, zoals voedsel, chemie, hightech, water, bloemen en creatieve industrie.
Er is niet altijd veel extra geld nodig om vooruit te komen, meent Rinnooy Kan. Zo levert „een betrekkelijk gering bedrag” voor de voorschoolse educatie - taalprogramma’s voor kinderen die nog niet op de basisschool zitten - veel op. „Het mes snijdt aan twee kanten. Kinderen die opgroeien in een kansarme omgeving, vermijden taalachterstanden en ouders kunnen met een gerust hart gaan werken, omdat hun kind naar een kwalitatief goede opvang gaat.”