Vaticaanbank laat malafide reputatie achter zich
ROME – De zogenaamde Vaticaanbank gaat openheid van zaken geven – na ten minste drie decennia van schandalen en financiële misstappen. Een centrale bank gaat onafhankelijk toezicht houden op het Instituut voor Religieuze Werken (IOR).
Paus Benedictus XVI riep de autoriteit gisteren in het leven. Het decreet van de paus volgt drie maanden nadat het openbaar ministerie in Italië een onderzoek begon naar omvangrijke witwaspraktijken door twee bestuurders van het IOR.
Het IOR werd in 1942 in Vaticaanstad opgericht met een ”chirograaf” (eigenhandig geschreven stuk) van Pius XII. De instelling –in de volksmond: Vaticaanbank– werd gesticht als onafhankelijke instelling om de financiële transacties van honderden internationale religieuze orden te garanderen die hun hoofdvestiging in Rome hadden. Het was –en is– een handig instrument om discreet en autonoom te handelen in moeilijke omstandigheden, zoals in missiegebieden. Van de instelling, die de facto het midden houdt tussen een retail- en private bank, wordt dan ook dankbaar gebruikgemaakt.
De bank is niet terug te vinden in het organigram van de Heilige Stoel, maar staat onder het kopje ”kerkelijke vormingsinstellingen” tussen de pauselijke universiteiten en academies en het charitatieve Fonds Johannes Paulus II voor de Sahel in. Hoeveel geld er omgaat is niet duidelijk. Schattingen lopen uiteen van 3,5 tot 5 miljard euro. Zo’n 30.000 rechtspersonen zouden er een rekening hebben.
De bank is niet alleen in trek bij bestuursonderdelen van de Heilige Stoel, werknemers van het Vaticaan, bisdommen, parochies, religieuze orden en andere instellingen met een religieus doel. Ook buitenstaanders met weinig scrupules beschikken over rekeningen. Zo veel is wel duidelijk geworden na het financiële debacle uit 1982 en uit talrijk ander (justitieel) onderzoek naar de financiële handel en wandel van de bank.
In 1982 raakte de bank verwikkeld in een grootscheeps financieel schandaal, waarbij de maffia gelden doorsluisde. De directeur van de Banco Ambrosiano, waarvan IOR grootaandeelhouder was en die een gat van 1,3 miljard dollar (0,98 miljard euro) achterliet, werd vermoord. Vaticaanbank betaalde 244 miljoen dollar aan schadevergoeding, zonder echter openheid van zaken te geven.
Vanaf 1989 heeft Vaticaanbank geprobeerd de ergste uitwassen uit te bannen. Sindsdien zijn de leden van de raad van bestuur en de algemeen directeur niet-religieuze financiële experts. Twee interne controleorganen werden ingesteld. Ook mogen sindsdien officieel alleen kerkelijke instellingen gebruikmaken van de dienstverlening, maar het is gebleken dat het voor buitenstaanders niet onmogelijk is een rekening te hebben.
Deze hervormingsmaatregelen zijn niet voldoende gebleken. In de tussentijd kwam de bank telkens in opspraak, met name wat betreft het doorsluizen van (zwart) geld.
Zo verklaarde de voormalige chef van de Banca Popolare di Lodi, die in 2005 met ABN AMRO een –naar later bleek onrechtmatige– strijd leverde om de overname van Antonveneta, aan gerechtelijke onderzoekers dat de Vaticaanbank rekeningen ter waarde van 2 à 3 miljard euro bij een Zwitserse bank zou hebben ondergebracht. De kwade genius bij een schandaal in het professionele voetbalcircuit zou een geheim fonds van 150 miljoen euro bij de IOR hebben geparkeerd.
Van alle misstappen van de bank bestaat echter geen bewijs, omdat de IOR nooit heeft meegewerkt aan extern onderzoek, en het Vaticaan tot op heden als soevereine staat heeft geweigerd openheid van zaken te geven. Geen wonder dat de bank en daarmee Vaticaanstad wordt beschouwd als een van ’s werelds aantrekkelijkste plaatsen om geld wit te wassen.
Zo gaf Unicri, het bureau voor misdaadpreventie van de Verenigde Naties, in 2008 een rapport uit waarbij Vaticaanstad wordt opgevoerd als het op zeven na belangrijkste „witwasland” ter wereld.
Het nieuwe controle-instrument dat de paus donderdag instelde en dat Financiële Informatie Autoriteit gaat heten, moet een einde maken aan de ondoorzichtige praktijken en de slechte reputatie van de bank. Het is een belangrijk signaal dat het paus Benedictus XVI serieus te doen is om de Rooms-Katholieke Kerk –óók op financieel gebied– te zuiveren.