Gemeenten doen te weinig voor bijstandsmoeder
Gemeenten doen te weinig om bijstandsmoeders aan een betaalde baan te helpen. Dat schrijft de Algemene Rekenkamer in een woensdag verschenen rapport. Zij toont zich sceptisch over het slagen van een nieuw wetsvoorstel over de bijstand, dat staatssecretaris Rutte (Sociale Zaken) maandag indiende bij de Tweede Kamer.
Ongeveer een kwart van de bijstandsgerechtigden is bijstandsmoeder. Gemeenten doen minder moeite hen aan het werk te krijgen dan bij andere uitkeringsgerechtigden en ze krijgen vaker een ontheffing van de plicht om werk te zoeken.
De Rekenkamer deed onderzoek bij achttien gemeenten. Alleenstaande ouders komen moeilijk aan werk door een gebrek aan opleiding, kinderopvang en sociaal–medische problemen. Ruim de helft heeft een formele volledige ontheffing van de plicht betaald werk te gaan verrichten.
Daarnaast geldt voor 16 procent dat zij feitelijk een ontheffing hebben, ook al hoort dat eigenlijk niet. Slechts 6 procent van de alleenstaande ouders verlaat de bijstand, omdat ze genoeg verdienen met werk.
In het nieuwe wetsvoorstel van staatssecretaris Rutte, dat op 1 januari 2004 van kracht moet worden, krijgen de gemeenten een budget en moeten ze zelf daaruit de bijstand betalen. Volgens de Rekenkamer is er reden tot zorg, omdat het ministerie van Sociale Zaken onvoldoende zicht heeft op de resultaten van het beleid alleenstaande ouders in de bijstand aan werk te helpen.
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) stelt in een reactie dat de capaciteit van gemeenten beperkt is en dat dit hen dwingt tot het maken van keuzes. Daardoor heeft slechts tweederde van de alleenstaande ouders een zogeheten activeringsaanbod gehad. Gemeenten zijn dan geneigd de groep die de zorg heeft voor kleine kinderen, aan te merken voor ontheffing, aldus de VNG.
Zij legt het rapport niet uit als een verwijt aan de gemeenten, maar als kritiek op het beleid van de rijksoverheid. Het onderzoek richt zich op de effectiviteit van het rijksbeleid en niet op die van het gemeentelijke beleid, aldus de VNG.