Recherche kent eigen onderzoek niet
Tientallen malen klinkt het door de rechtszaal. „Ik weet dat niet precies, ik herinner me dat niet zo goed. Of: Ik verwijs naar de onderliggende stukken.”
Het openbaar ministerie had dinsdag geen gemakkelijk dag. Pijnlijk wordt blootgelegd dat een flinke hoeveelheid informatie niet bekend is bij de teamleiders van het rechercheonderzoek en dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een niet-onbelangrijke rol heeft gespeeld bij de aanhouding van de vermeende terroristen. Toch was er volgens de recherche geen sprake van samenwerking met de veiligheidsdienst.
De twaalf vermeende moslimextremisten staan deze en volgende week terecht. Een aantal van hen wordt verdacht van het rekruteren, voorbereiden en ondersteunen van strijders voor de jihad, de gewapende strijd tegen de vijanden van de islam.
De tweede dag van het proces is een dag voor de verdediging. De advocaten proberen teamleiders P. Timmer en H. Meijer uit te horen. De eerste heeft sinds 1 januari van dit jaar de leiding over het onderzoek, de ander vervulde die rol voor die tijd.
De advocaten willen weten of de politie met de AIVD heeft samengewerkt, omdat de inlichtingendienst over opsporingsbevoegdheden beschikt die de politie niet heeft. Ze proberen uit te vinden of er toch geen oncontroleerbare onderzoeksinformatie in het politieonderzoek terecht is gekomen zonder dat dit herkenbaar is. Dat zou in hun visie onrechtmatig zijn.
Uit het verhoor, dat namens de advocaten geleid wordt door mr. V. Koppe, wordt duidelijk dat de AIVD een belangrijke functie vervulde bij de aanhoudingen van de eerste groep verdachten (de tweede groep werd april dit jaar aangehouden). De dienst verstrekte foto’s van de mannen die op dat moment bij de recherche nauwelijks of niet bekend waren, waarna er in augustus 2002 tot arrestatie werd overgegaan. „Er was haast bij in verband met het mogelijke vertrek van enkele jihadstrijders. Anders zouden ze iets gaan doen wat niet wenselijk was”, aldus Meijer, die echter niet kan uitleggen wat de plannen van de mannen waren. Ook nu weet hij dat nog niet.
Het zet de toon voor het verhoor van de beide rechercheurs. Volgens Meijer zijn de AIVD en de recherche niet samen opgetrokken. Wel waren er in de loop der tijd contacten over en weer en ook hadden enkele presentaties van de KLPD plaats ten behoeve van een aantal vertegenwoordigers van de veiligheidsdienst. Dat er extra informatie werd opgevraagd bij de AIVD noemt Timmer logisch, „in verband met de veiligheid van zijn mensen.” Later geeft hij toe dat er bij zijn dienst geen ervaring bestaat op dat punt. „Ik heb niet eerder te maken gehad met een zaak waarbij de AIVD meespeelde.” Verder blijkt dat geen van de rechercheurs Arabisch kan lezen of spreken. Een groot deel van hun kennis is afkomstig van internet.
Koppe wil weten waarom zijn cliënt al negen maanden vastzit, terwijl de Rotterdammer K. Tahiri op vrije voeten is gebleven. Die heeft, net als zijn cliënt, een bandje met daarop een testament ingesproken. „Die heeft men bewust laten lopen of dit is het meest belabberde onderzoek dat ik ooit heb meegemaakt”, zo luidt zijn zware kritiek. Meijer: „Dat zijn uw woorden.”
Langdurig wordt er gesteggeld over de vraag waar de benaming ”cel” vandaan komt, de aanduiding voor een terroristische organisatie, wat bedoeld wordt met zones en met criminele netwerken die onder een mantelorganisatie hangen. Over dat laatste merkt Meijer op dat het kan gaan over een moskee in Eindhoven en over „bepaalde stichtingen.” „Maar de moskee is nu geen verdachte.”
Soms is de sfeer bijna kwetsend. Zo probeert Koppe de opmerkingen in het metersdikke dossier over de aanwezigheid van een heuse ”infrastructuur” bij de verdachten belachelijk te maken. Er blijkt slechts sprake te zijn van één auto die van eigenaar wisselt en ook verblijven ze soms in elkaars woningen.
Als officier van justitie J. Valente wil ingrijpen en de vraagstelling denigrerend noemt, geeft rechtbankpresident Van Klaveren hem geen kans. „Ik ben het daar volstrekt mee oneens, de vraagstelling is keurig.” Het is een van de momenten waarop duidelijk wordt dat de sfeer tussen OM en rechtbank er in deze zaak niet beter op is geworden.
Het proces duurt nog tot en met 22 mei.