Nieuwe look voor Laurenskerk
De toren van de Laurenskerk in Rotterdam krijgt een nieuwe look. De stad is trots op haar oudste gebouw.
Je hebt toch geen hoogtevrees, informeert Leo Hogervorst, net nadat hij de knop van de bouwlift heeft omgezet. Omhoog gaat het, langs de buitenkant van de Laurenstoren. Een fenomenaal uitzicht over Rotterdam doet het kloppende hart in de keel vergeten.
Op 65 meter boven de grond stapt Hogervorst uit. Als directievoerder bij het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam komt hij hier bijna dagelijks. Vanuit de lift stappen bezoekers overigens niet in de toren, maar op de bovenste verdieping van de stevige steigers die om de toren staan. Een bordje meldt dat Hogervorst en zijn gast op de 21e verdieping van de steiger zijn. Snel valt op dat op tal van plekken in de toren nieuwe stenen zijn aangebracht. Precies in de vorm zoals het honderden jaren geleden is bedacht. „Ziet er heel goed uit”, glimt Hogervorst.
In juli vorig jaar begonnen de werkzaamheden aan de Laurenstoren. Alleen al het bouwen van de steiger vergde twee maanden. In het derde kwartaal van 2011 moet de Laurenstoren weer in volle glorie schitteren. „Het werk leent zich er niet voor om je te haasten”, zegt Hogervorst. De gemeente Rotterdam, eigenaar van de toren, steekt 4,5 miljoen euro in de restauratie.
Het is echt een restauratie, benadrukt de directievoerder. „Bij renovatie krijgt een gebouw een heel nieuw uiterlijk. Bij restauratie behouden we het karakter van een historisch pand. Het karakter dat in de loop der eeuwen is opgebouwd.” In Rotterdam zijn ze trots op hun Laurenstoren. „We hebben niet veel oude gebouwen. De Laurenskerk en de bijbehorende toren is het enige gebouw in onze stad dat stamt uit de Middeleeuwen.”
De kerk dateert van 1449. Pas in 1525 was de bouw af. Rotterdam wilde letterlijk uitsteken boven de omgeving. De toren van de kerk moest dan ook hoger worden dan de torens van Delft, Dordrecht en Schiedam. In 1621 werd de toren voorzien van een houten spits, naar een ontwerp van Hendrick de Keyser. Door de slechte kwaliteit van het gebruikte hout moest de spits in 1645 weer worden afgebroken.
De stenen kubus die er vervolgens op kwam, bleek te zwaar te zijn; de toren zakte scheef. De toren werd opnieuw onderheid en in 1655 stond de toren weer recht. Volgens Hogervorst rust de toren op „enkele honderden houten palen van een meter of twintig.”
In de toren zijn diverse soorten natuursteen verwerkt. Het gaat om origineel bouwmateriaal, maar ook om restauratiesteen. Bij verschillende restauraties na 1945 is voor een vervangende steensoort gekozen die afwijkt van het oorspronkelijke bouwmateriaal, zoals tufsteen.
Na inspecties in 2005 en 2007 werd besloten om tot restauratie over te gaan. Niet alleen de verflaag op de bovenste geleding van de toren was slecht, ook het natuursteen was op verschillende plekken aan vernieuwing toe. Op sommige plaatsen kon het zo met de hand eruit worden gehaald.
Het gaat vooral om de pinakels, de balustrade en een groot aantal uitstekende ornamenten. Voor de meeste te restaureren onderdelen is voor zandsteen gekozen, het oorspronkelijke bouwmateriaal. Zandsteen is een afzettingsgesteente dat voornamelijk bestaat uit zandkorrels en een lichtgele kleur heeft. Maar ook de kleuren wit, crème en rood komen voor. Dit verschilt per soort.
Hoewel het bewerken en verwerken van zandsteen volgens de Arbo-wet verboden is, wordt er een uitzondering gemaakt voor restauratiewerken aan erkende monumenten. Dit gebeurt dan wel met extra persoonlijke beschermingsmiddelen en voorschriften. De restauratiewerkzaamheden voor het vernieuwen en herstellen van het natuursteen worden uitgevoerd door Slotboom Steenhouwers, een specialistisch natuursteenbedrijf.
Voor het herstel van de waterlijsten is gekozen voor een andere steensoort: tepla trachiet. Dit Tsjechische stollingsgesteente wordt sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw regelmatig gebruikt bij restauraties en is bijvoorbeeld ook toegepast bij de Grote Kerk te Breda.
Toen de steigers vorig jaar zomer om de toren stonden en Hogervorst en de zijnen het pand aan de buitenkant konden inspecteren, schrokken ze flink. „De toren stond er slechter bij dan we dachten.” Snel werd duidelijk dat de restauratie een flinke klus zou worden. „Er waren veel kwetsbare punten en er bestond gevaar dat er stukken steen van de toren konden vallen.” Hoewel de klus voor het Ingenieursbureau „een vreemde eend in de bijt is” vaart het bij de restauratie blind op de eigen expertise en dat van het bouwbedrijf Nico de Bont.
Omdat de toren van de Laurenskerk destijds het hoogste gebouw van de stad was, is helemaal bovenin het wapen van de gemeente Rotterdam aangebracht. Dat bestaat uit vier leeuwen, twee zwarte en twee rode. Ook de leeuwen hebben in de loop der jaren hun glans verloren, ze krijgen evenals de toren een nieuwe look.
Dat de Laurenstoren er overigens nog staat en gerestaureerd kan worden, is menselijkerwijs te danken aan Johannes van den Berg (1878). Hij kreeg op 14 mei 1940, terwijl Duitse bommenwerpers de stad bestookten, opdracht om de houten restauratiesteigers rond de toren om te duwen. Van den Berg kwam bij die actie om het leven. Een plaquette bij de ingang van de Laurenskerk herinnert aan zijn actie. Hogervorst, weer terug op de grond: „Als hij dat niet had gedaan, was de toren zeker in vlammen opgegaan.”
Keten
De restauratie van de Laurenstoren is een van de vele projecten van het Ingenieursbureau Gemeentewerken van de gemeente Rotterdam. De klussen variëren van de renovatie van het Centraal Station, de aanleg van de Randstadrail en kademuren voor omvangrijke containerschepen tot parkbruggetjes voor recreanten. Bij het Ingenieursbureau werken ruim 800 mensen.
Opvallend project is “Keten met Kunst”. Alle 35 werkketen van Gemeentewerken zijn door kunstenaars voorzien van beschilderingen. De bedoeling is dat bekladderaars hun handen afhouden van de keten.
Naast de restauratie van de Laurenstoren is een van de meest bijzondere projecten van het Ingenieursbureau de restauratie van het orgel in de Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis. Het orgel werd in 1918 gebouwd door de firma Standaart. Doel was om als het ware als groot symfonieorkest te kunnen fungeren. Het orgel moest haar klanken laten horen tijdens ontvangsten, diners en zogenaamde eersteklashuwelijken.