De God van Maarten Luther
Het leek zo’n mooi ideaal. Een verenigd christelijk Europa onder leiding van paus en keizer. Karel de Grote werd in het jaar 800 door de paus hoogstpersoonlijk tot keizer gekroond. Hij zou als vader van Europa dit ideaal gaan verwezenlijken. Daarbij hield de paus de touwtjes uiteindelijk in handen want eerlijk is eerlijk: Wie kroont is hoger dan wie gekroond wordt. Karel de Grote dacht er heel anders over en zag zichzelf als een late opvolger van de laatste West-Romeinse keizer waarbij de paus zijn geestelijke dienaar mocht zijn. Maar hij vergiste zich. In het nieuwe keizerrijk werd geen keizer meer voor vol aangezien zonder de zegen van de paus. Bovendien viel het rijk van Karel de Grote na zijn dood al snel uiteen. Vele keizers na hem probeerden hun positie ten opzichte van de paus nog wel te versterken maar tevergeefs. De strijd tussen keizer en paus werd gewonnen door de laatste. De macht van de keizer kwam steeds verder in verval.
Tijdens de kruistochten beleefde de aardse macht van de kerk en van de paus haar hoogtepunt. In naam van God wisten ze duizenden mensen op de been te krijgen om het Beloofde Land te gaan bevrijden van de mohammedanen. Daarna volgde een kentering. De koning van Frankrijk bleek een lastiger tegenstander dan de Duitse keizer. Na een felle strijd wist het pausdom zich weliswaar te handhaven maar had toch aan macht en aanzien in moeten leveren. De renaissancepausen die volgden maakten de zaak er niet beter op. Ze vielen op door weinig theologische kennis, corruptie, vriendjespolitiek en een buitensporig luxe levensstijl. De fraaiste gebouwen verschenen, de Sint-Pieterskerk werd op grootse wijze herbouwd; de bevolking mocht, o.a. door middel van aflaten, betalen. Wat volgde was een enorme crisis waarbij de kerk schudde op haar grondvesten.
Het begon in 1517 toen de Duitse monnik Maarten Luther een gesprek wilde openen over de Roomse boetedoening en aflaathandel. Daarom spijkerde hij op 31 oktober van dat jaar 95 stellingen aan de deur van de slotkerk te Wittenberg. In korte tijd werden zijn stellingen, mede dankzij de drukpers, in grote delen van het Duitse Rijk verspreid. Vele andere geschriften volgden waarin Luther stelde dat alleen de Bijbel, genade en geloof nodig waren om zalig te worden. Hij keerde zich tegen het pausdom dat hij later „de antichrist” en „ingesteld door de duivel” noemde. De paus zag in hem een ketter en ontbood hem om zich te verantwoorden. Keizer Karel V stelde zich op aan de zijde van de paus. In 1521 moest Luther verschijnen voor zowel de keizer als de paus op de Rijksdag te Worms. De paus gebood hem zijn geschriften te herroepen. Luther weigerde. Hij verklaarde dat hij zich alleen liet overtuigen door het getuigenis van Gods Woord en eindigde zijn verdediging vastbesloten met de woorden: „Hier sta ik, ik kan niet anders. God helpe mij. Amen.”
Luther werd zowel door de paus als door de keizer in de ban gedaan maar werd niet gevangengenomen. De jonge Duitse keizer had hem een vrijgeleide beloofd en hij hield zich er aan. Het was velen voor Luther anders vergaan. Karel V hield zijn woord maar bleef trouw aan Rome. En de paus had het getroffen met deze keizer. Karel V steeg boven zichzelf uit en zette zich vol overtuiging in voor de verdediging van de oude moederkerk. Hij besloot de protestanten te gaan bestrijden. De nieuwe leer had inmiddels velen in het Duitse rijk, en ver daarbuiten, overtuigd. Er zou geweld aan te pas moeten komen om de opkomst van de Reformatie te stuiten. Vele ‘ketters’ vonden de dood op de brandstapel. En toen een groot aantal protestantse vorsten zich in een bond verenigden trok Karel V er met zijn leger op uit. Hij wist hun macht te breken wat echter geen definitieve oplossing bleek te zijn. Jaren later herleefde de bond en dit keer bracht Karel V het er minder goed van af. Bovendien was de Duitse keizer tot het inzicht gekomen dat de nieuwe leer niet te stuiten was, ook niet door zijn legers. In 1555 besloot hij tot de godsdienstvrede van Augsburg waarin werd bepaald dat iedere Duitse vorst voortaan zelf mocht bepalen welke godsdienst, de Lutherse of Rooms-katholieke, er in zijn gebied zou worden beleden. Wiens gebied, diens godsdienst. Voorlopig was de zaak in het Duitse Rijk geregeld.
Blij was de keizer zeker niet. Nog datzelfde jaar trad hij af. Diep teleurgesteld en vroeg oud. Zijn grote levenswerk, een verenigde christenheid, was niet gelukt. Een verenigd Europa geregeerd door keizer en paus bleek definitief verleden tijd. Ondanks schitterende overwinningen op het slagveld bleek de eenheid niet te redden. De keizer moest het erkennen, met pijn in zijn hart. De loop van de geschiedenis was niet tegen te houden. Er braken andere tijden aan. Met het aftreden van Karel V stierven de Middeleeuwen. En hij wist het.
Met name het noorden en westen van Europa gingen, na een reeks van godsdienstoorlogen, over naar het protestantisme en ondanks hevig verzet, verloren voor Rome. Zo ook de Lage Landen aan de zee die zich in 1648 definitief losmaakten van het roomse Spanje. De Republiek werd een protestantse natie ondanks het feit dat er altijd een behoorlijke roomse minderheid bleef bestaan. Deze minderheid had het niet slecht in ons land maar telde ook niet echt mee. De bevoorrechte positie was weggelegd voor de Gereformeerde kerk. Dat duurde tot halverwege de 19e eeuw. Vanaf die tijd kregen alle godsdiensten in ons land gelijke rechten en begonnen de rooms-katholieken aan een ware inhaalslag op alle gebieden van het kerkelijke en maatschappelijke leven. De protestanten volgden dit met argusogen en even leken oude tijden te herleven. Gelukkig bleken de nieuw aangestelde bisschoppen geen brandstapels meer bij zich te hebben. Maar de afkeer van het herleefde rooms-katholicisme bleef en zo wist SGP-leider G.H. Kersten in 1925 nog een kabinet ten val te brengen omdat er anders een gezantschap bij de paus in het Vaticaan zou komen. Het protest van Kersten ging er fel aan toe: „De vingeren van Rome druipen nog van het bloed der heiligen, door hen omgebracht. De hoer is dronken geworden van het bloed der zielen, die voor de troon Gods roepen om de dag der wrake. En in stee dat het nageslacht dier vervolgden instemmen met het heilig roepen voor de troon, trekken velen, die zich zonen der reformatie noemen maar de macht der hervorming loochenen, met de Baälpriesteren op.” In onze tijd zou een dergelijk protest ondenkbaar zijn. Laat staan dat er een kabinet over zou vallen. Er is sindsdien veel veranderd.
Vrijheid, gelijkheid, broederschap! Dat was de leuze van de Franse Revolutie die in 1789 van start ging. En het mocht wat kosten; de guillotine versloeg haar tienduizenden. Alles moest anders worden. Alles moest nieuw worden, zelfs de jaartelling! De geschiedenis van Europa was weer een ongeschreven blad. Een blad dat vanaf nu beschreven zou worden door verlichtingsidealen. Het moest over en uit zijn met de macht van de kerk en de adel. Geen God en geen meester werd meer geduld. En iedereen moest mee doen, Fransman of niet. Napoleon Bonaparte zou met zijn onoverwinnelijke legers de idealen van de Franse Revolutie gaan verspreiden. De radicale variant van de Franse Revolutie leek het echter niet te gaan redden in Europa. Een groot deel van de bevolking bleef trouw aan de kerk en het christelijk geloof. En nadat Napoleon met vereende krachten werd verslagen keerde de oude orde grotendeels weer terug. Maar niet voor lang. 1789 Bleek al snel een minstens zo grote wending in de geschiedenis van Europa te zijn als 1517. Het christendom nam al snel verlichte vormen aan waarin God werd gezien als klokkenmaker die de wereld wel geschapen had maar vervolgens aan zijn lot over had gelaten. De mens moest er zelf wat van maken. Langzaam maar zeker begon het verval van de kerken zichtbaar te worden. Twee wereldoorlogen voedden de scepsis over God en godsdienst waardoor de secularisatie in een stroomversnelling kwam. Na de Tweede Wereldoorlog brak de radicale variant van de Franse Revolutie alsnog door. God en de kerk verdwenen naar de rand van de samenleving. De roep om alle geloof en godsdienst uit het openbare leven te weren werd en wordt steeds sterker. En hadden de confessionele partijen in ons land tot 1967 nog een meerderheid in de Tweede Kamer, nu aan het begin van de 21e eeuw is dat tot onder de 20% gezakt. Waar roomsen en protestanten tot voor een halve eeuw de dienst uitmaakten zitten ze nu samen in de hoek waar de klappen vallen. Dat in 1517 het licht van Gods Geest doorbrak in een donker Europa lijkt een verhaal dat niet echt gebeurd kan zijn. En de prognoses voor de toekomst voorspellen weinig goeds voor christelijk Nederland.
De geschiedenis kan echter maar zo een wending nemen. Zo’n wending komt uit een hoek waar je het niet verwacht. Zo’n wending komt op een tijd waarin weinigen er nog in geloven. Zo’n wending is misschien wel dichterbij dan we denken. Want de God van Maarten Luther leeft nog steeds. En er staan nog onvervulde beloften in het Woord van die God. Maar waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Als Gods Geest gaat werken wordt het licht. Ook nu.