Jan Siebens ziet Maarten Luther
Hoofdstuk 1
Daar staat hij dan. Hij hoort de meester nog praten. Hij, Jan Siebens, baalt wel dat hij op de gang staat. Straks zal hij een flink pak slaag krijgen! Hij is eruit gestuurd, omdat hij zat te dagdromen. Over… nou ja, over wie? Over de man die heel Saksen in beroering brengt: Luther! Hij wil hem altijd nog eens ontmoeten, hoewel het onwaarschijnlijk lijkt. Hij is maar een gewone jongen, en ook nog eens Rooms! Tja, op een ontmoeting met Luther zal hij maar niet rekenen. Hoewel, als hij Luther nou eens opzocht…! Plotseling wordt hij opgeschrikt uit zijn peinzen. De deur zwaait open en de meester staat voor zijn neus. Jan schrikt, maar herstelt zich. De meester kijkt hem kwaad aan en gebiedt hem na schooltijd de klas te vegen. Pffff… een zucht van verlichting ontsnapt hem. Daar komt hij nog goed vanaf…! Hij verwachtte meer straf!
Hoofdstuk 2
Luther is op zijn werkkamer hard aan het werk. Klop, klop…! ‘Binnen’, zegt Luther. Ha, het is een van zijn studenten. ‘Wat is er?’ vraagt hij. ‘Tetzel komt naar Eisleben!’, antwoordt de student. ‘Wat?’ Luther schrikt ervan. ‘Mijn geboortedorp! Daar ga ik meteen naartoe!’ ‘Dat dachten we al’, antwoordt de student beleefd. ‘Er staat al een wagen klaar, mèt spullen!’ ‘Mooi zo.’ Met een korte groet verdwijnt Luther naar buiten. Hij stapt in en zegt tegen de koetsier dat ze kunnen vertrekken en daar gaan ze. Hobbeldebobbel over de slechte wegen, op weg naar Eisleben.
Hoofdstuk 3
‘Tetzel komt naar Eisleben! Tetzel komt naar Eisleben!’ Zo wordt er geroepen in Eisleben. Ja, want Tetzel, de aflaatverkoper komt naar Luthers geboorteplaats. Maar wie komt daar? ‘t Is een marskramer. Hijgend komt hij naar het plein. Hij komt hier wel vaker. Hoor wat hij zegt: ‘Weet u wie ik heb ontmoet? Luther! Hij komt naar Eisleben om tegen Tetzel te preken.’ De mensen schrikken. Lutherl Ja, ze snappen wel dat hij zo snel komt. Eisleben is immers zijn geboorteplaats. Jan, hij is inmiddels klaar met vegen, heeft het ook gehoord. Hij is nogal opgewonden. Nu wordt de kans groter dat hij Luther ontmoet! Maar ja, hij kan maar beter afwachten. ‘Ik zie nog wel wat ik ga doen’, denkt hij.
Hoofdstuk 4
‘Mensen, mensen, koopt toch een aflaat! Anders zullen uw geliefden altijd in het vagevuur blijven!’ Zo spreekt Tetzel in de kerk van Eisleben. ‘Koopt toch!’ Kijk eens… wie zit daar in de kerk? Jan met zijn vader en moeder! Zijn opa is een maand geleden overleden en daar moet natuurlijk een aflaat voor gekocht worden. Ja, Tetzel weet wel hoe hij aflaten moet verkopen. Jan zit met z’n vader en moeder ver van voren en kunnen daardoor snel een aflaat kopen. Ze lopen naar voren terwijl Tetzel ze onderzoekend aankijkt. ‘Wij willen een aflaat kopen voor zijn opa die een maand in het vagevuur is.’ ‘Dat wordt voor u twee goudstukken’, antwoordt Tetzel. Vader geeft het geld en blij gaan ze naar huis.
Hoofdstuk 5
Vlug en blij lopen ze de kerk uit. En wie staat daar op het plein te praten? Luther! Hij zegt: ‘Mensen, jullie zijn bedrogen! Die aflaten, zo’n nietsnuttig briefje helpt niets! Mensen die al zijn gestorven komen niet in het vagevuur. Die komen in de hemel of in de hel!’ Dan wijst hij naar hen en zegt: ‘Dat briefje kunt u net zo goed weggooien!’ Jan schrikt. Zo praat je toch niet over een aflaat? Maar misschien heeft Luther toch wel gelijk! Zijn vader en moeder twijfelen ook. Maar Jan gaat blij naar huis. Zijn wens is vervuld! Hij heeft Luther gezien! Zijn besluit staat vast: Meer te weten te komen over de nieuwe leer!