Cultuur & boeken

De kapotte deur

Met een zucht slaat Samuel de deur dicht. Vervelen; altijd vervelen.Hij loopt de straat op. Wat zal hij gaan doen? Opeens ziet hij een monnik in een oude versleten pij lopen. Hé, wat zou die man gaan doen? Samuel loopt de man een stukje achterna. Vreemd, de man slaat de weg naar de kleine kapel in. En het is de nog niet tijd om te bidden. De man haalt iets uit z’n zak. Samuel kijkt eens goed wat is. Dat is een hamer. Wat zou die man daar mee willen doen? De man staat stil voor de kapel. Hij haalt nog iets uit z’n zak, maar dat ziet Samuel niet. Dan klinkt er een hard geluid. De monnik slaat hard met de hamer op de deur. Is dat een inbreker? Zou een monnik inbreken? Hij verwerpt de gedachte als de monnik wegloopt en hij een perkament ziet hangen. Wat zou er opstaan? Hij komt dichterbij en ziet lettertjes die hij niet kan lezen. Jammer! Dan maar weer naar huis.

Joël Haase
29 October 2010 14:40Leestijd 3 minuten

Als hij naar huis loopt, denkt Samuel: Wat zal ik nu gaan doen? Opeens schiet hem iets te binnen. Hij gaat die monnik nadoen. Hij holt de rest van de weg. Er is niemand thuis. Dat komt even goed uit. Hij pakt een hamer en een grote spijker. Dan loopt hij naar de deur. Als hij bij de voordeur is zet hij de spijker tegen de deur en begint te slaan. Klop, klop, klop, klop, het gaat al goed. Klop, klop, klop, hij slaat nog wat harder. Klop, klop, ….. krrrrrrak! Dan ziet Samuel een groot gat in de deur. Wat zal vader daar van zeggen? Hij barst hij huilen uit…

Op de markt. Op datzelfde moment. Vader kijkt in zijn beurs. Hij schrikt: maar twee zilverstukken; dat is niet zo best. Daar kunnen we maar drie dagen van leven. Zwijgend komt hij thuis. Dan ziet hij de deur… „Maar Samuel, dat heb jij toch niet gedaan?” vraagt hij boos. Samuel knikt schuldig. Wie moet dat nu betalen? Ik heb er geen geld voor. Verdrietig loopt Samuel weg. Betalen… maar dat kan hij niet.

Opeens heeft Samuel een plan: ik ga naar het klooster. Als hij aanklopt hoort hij al snel voetstappen. De deur gaat open. Een man kijkt hem vriendelijk aan. „Wat is er?” vraagt hij. Samuel zegt: „Ik zag een man lopen. Die liep ik achterna. Hij sloeg een perkament op de deur. Ik dacht: dat ga ik thuis ook doen. En daarom sloeg ik onze deur per ongeluk kapot… Mijn vader kan het niet betalen.”

„Jongen, jongen, dat is wel heel erg. Weet je wie die man was? Nee? Dat was ik. Dat gat in jullie deur is dus mijn schuld! Ik zal het voor je betalen.” De monnik haalt geld uit de beurs die onder zijn pij hangt. „Dit moet genoeg zijn voor jullie deur. Ga nu maar snel naar huis.” „Ja meneer! Dank u wel meneer!” Weg rent Samuel.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer