„Wereldwijde bezinning op ontwikkelingswerk grote verdienste VN”
APELDOORN – De Verenigde Naties besteden al vanaf de oprichting veel aandacht aan hulp en ontwikkeling. Volgens de Noorse onderzoeker Olav Stokke ligt in het wereldwijde karakter van het VN-ontwikkelingswerk zowel zijn kracht als zwakte.
In menig ontwikkelingsland zijn ze een vertrouwd verschijnsel: de enorme hallen van het VN-Wereldvoedselprogramma (WFP), vaak net iets buiten de stad. De blauwe vlag hangt fier in top en binnen liggen tonnen en nog eens tonnen graan te wachten op distributie. Tijdens crises worden vanuit dergelijke centra grote delen van de bevolking van (extra) voedsel voorzien.
Ook bij rampen zijn de organisaties van de VN niet weg te denken. Het WFP komt met voedsel, UN-OCHA probeert voor een goede coördinatie van alle hulpstromen te zorgen en Unicef ontfermt zich over de kinderen. Wereldwijd lobbyt de secretaris-generaal ondertussen voor voldoende geld bij de donorlanden.
Met meer dan 250 internationale en nationale suborganisaties is de ontwikkelingstak van de VN een ware industrie geworden. Hij is vrijwel overal aanwezig en kan met een veelheid aan organisaties een integrale aanpak leveren.
In de omvang ligt echter tegelijkertijd de zwakte. De meest gehoorde kritiek op het ontwikkelingsapparaat van de VN betreft de bureaucratie en de inefficiëntie. Zelfs in geval van humanitaire noodhulp gaat er vaak veel energie verloren aan competitie tussen de verschillende VN-organen en afstemmingsproblemen.
„De zwakten van het systeem zijn bekend en de noodzakelijkheid van hervorming is zonneklaar”, zegt Olav Stokke van het Noorse Instituut voor Internationale Betrekkingen in Oslo. Stokke schreef onlangs een geschiedenis van het ontwikkelingswerk van de VN (”The UN and Development: From Aid to Cooperation”) en betrad met zijn integrale behandeling een tamelijk onontgonnen gebied. De onderzoeker geeft aan dat de roep om hervorming binnen de VN vrijwel vanaf dag één geklonken heeft.
Hervorming is echter nog niet zo gemakkelijk. „De zwakte wordt veroorzaakt door het heterogene karakter van de VN en de horizontale organisatie. Voordat de VN kunnen handelen, is er altijd instemming van de lidstaten nodig.”
Volgens Stokke ligt in de brede samenstelling van de VN echter tegelijkertijd ook hun kracht. „De belangrijkste bijdrage van de VN is geweest dat ze normen hebben gesteld aan ontwikkelingswerk. Als een werkelijk globale organisatie, waarin lidstaten op het zuidelijk halfrond de meerderheid vormen, heeft ze wereldwijde legitimiteit gegeven aan een concept waarin de sociale en menselijke dimensies van ontwikkeling in het middelpunt staan. Dat is een grote verdienste.”
Stokke wijst erop dat de financiële middelen van de VN-ontwikkelingstak altijd beperkt zijn geweest. „Datzelfde probleem kennen andere takken van de VN ook. Maar bijzonder is dat de VN vanaf het eerste begin sommige van de meest briljante en bevlogen mensen hebben weten aan te trekken. Bovendien zijn gaandeweg ook ngo’s en maatschappelijke organisaties betrokken geraakt bij de gedachtevorming over ontwikkelingswerk. Deze setting is vruchtbaar gebleken in de vorming van nieuwe economische, sociale en politieke systemen, die samen een integraal concept voor ontwikkeling vormen.”
Ontwikkelingsdeskundige Bertil Odén, evenals Stokke een Noor, wees er recent in een artikel in het tijdschrift Forum for Development Studies op dat de grootste verantwoordelijkheid voor de inefficiëntie van de VN-organen bij het bieden van praktische hulp ligt bij een paar grote lidstaten. Die hebben volgens hem de VN-instituties nooit toegestaan hun volledige potentieel te gebruiken, maar veranderingen in de weg gestaan om redenen van nationale veiligheid en commercie.
Toch hebben de VN volgens Stokke wel degelijk meer invloed gekregen. De „droom van een internationale aanpak van ontwikkeling” is het meest bereikt in het huidige project rond de millenniumdoelstellingen, stelt hij. „Maar nu de uitvoering nog.”
Dit is de vierde aflevering in een serie over 65 jaar Verenigde Naties.